Economie H1

Welkom bij Economie

1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerroute VKLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 1,2

This lesson contains 37 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Economie

Slide 1 - Slide

Planning komend jaar
  • PTA 
  • Samenvatting 
  • Planning 
  • Examenregels

Slide 2 - Slide

Vandaag 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 1.1
Je leert in deze paragraaf:
- Wat voor verschillende soorten inkomen er zijn 
- Waardoor je koopgedrag kan veranderen
- Waarom bepaalde doelgroepen belangrijk zijn
- Dat jouw aankopen gevolgen hebben voor anderen en voor het milieu 

Slide 4 - Slide

Wat voor verschillende soorten inkomen er zijn 
Primaire inkomens
- Inkomen uit arbeid (loon) 
- Uit bezit 
Secundaire inkomens
- giften (uitkering of zakgeld)

Slide 5 - Slide

Waardoor je koopgedrag kan veranderen
- Ander budget 
- Je leeftijd veranderd 
- Je interesses veranderen 
- Markt verandert (nieuw product)

Sociale beïnvloeding 
commerciële beïnvloeding

Slide 6 - Slide

Waarom bepaalde doelgroepen belangrijk zijn
Wat is een doelgroep?
Hoe kan een bedrijf inspelen op deze doelgroep?

Slide 7 - Slide

Marketingmix
Wat is marketing?
- prijs 
- product
- plaats
- promotie 
- presentatie 
- personeel 

Slide 8 - Slide

Dat jouw aankopen gevolgen hebben voor anderen en voor het milieu 
Best lastig te bepalen wat goed voor het milieu en anderen is. 

Slide 9 - Slide

Dat jouw aankopen gevolgen hebben voor anderen en voor het milieu 
Best lastig te bepalen wat goed voor het milieu en anderen is. 
- Wat is duurzaam consumeren?
- Wat zijn maatschappelijke kosten?

Slide 10 - Slide

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 

Slide 11 - Slide

Leerdoelen 1.2
Je leert:
- Wat het verschil is tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen 
- Hoe je een stijging of daling berekent met groeifactor 
- Wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen 
- Hoe je uit een grafiek de inkomensverschillen kunt aflezen. 

Slide 12 - Slide

Wat het verschil is tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen.

Slide 13 - Slide

Wat het verschil is tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen.
Brutoloon (wat je baas moet betalen) - Inhoudingen (Loonbelasting, premies & sociale verzekering)
         =
Nettoloon (wat jij op je rekening krijgt)

Slide 14 - Slide

Hoe je een stijging of daling berekent met groeifactor.
Je krijgt elke maand €825,00 loon. je krijgt loonsverhoging van 3,5%. 

Wat wordt je nieuwe loon?

Slide 15 - Slide

Hoe je een stijging of daling berekent met groeifactor.
Je krijgt elke maand €825,00 loon. je krijgt loonsverhoging van 3,5%. 

procentuele verandering berekenen met een factor: 
- Je wil weten wat 103,5% is.
- De factor is 103,5% : 100 = 1,035
- €825,00 x 1,035 = 

Slide 16 - Slide

Hoe je een stijging of daling berekent met groeifactor.
Je krijgt elke maand €825,00 loon. je hebt minder gewerkt dus je krijgt deze maand 20% minder. 

procentuele verandering berekenen met een factor: 
- Je wil weten wat 80% is (100%-20%).
- De factor is 80 : 100 = 0,80
- €825,00 x 0,80 = 

Slide 17 - Slide

Wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen 
Waarom zijn er inkomens verschillen? 

Slide 18 - Slide

Wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen 
- Verschil in opleiding 
- Verschil in ervaring 
- Verschil in verantwoordelijkheid 
- Vraag en aanbod 

Slide 19 - Slide

Wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen 

Slide 20 - Slide

Hoe je uit een 
grafiek de 
inkomensverschillen 
kunt aflezen. 


Lorenzcurve = 
Welvaart / Welzijn
Nationaal inkomen 

Slide 21 - Slide

Leerdoelen 1.2
- Wat het verschil is tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen
- Hoe je een stijging of daling berekent met groeifactor
- Wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen
- Hoe je uit een grafiek de inkomensverschillen kunt aflezen. 

Slide 22 - Slide

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 

Slide 23 - Slide

Vandaag?

Slide 24 - Slide

Leerdoelen 1.3
- Je kunt uitleggen waarom het nodig is om prioriteiten te stellen.
- Je kunt uitleggen wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn.
- Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
- Je kunt prijsveranderingen berekenen in procenten en als indexcijfers.

Slide 25 - Slide

- Je kunt uitleggen waarom het nodig is om prioriteiten te stellen.
- Je kan geld maar 1 keer uitgeven. 
- Je kan tijd maar 1 keer besteden.

Slide 26 - Slide

- Je kunt uitleggen wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn.
Wat zijn schaarse goederen? 
Wat zijn vrije goederen? 


Slide 27 - Slide

- Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
Ben je liever welvarend of heb je liever een beter welzijn? 

Welvaart: 

Welzijn: 

Slide 28 - Slide

- Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
Ben je liever welvarend of heb je liever een beter welzijn? 


Welvaart
: is de mate waarin je je in je behoefte kunt voorzien. (Geld)

Welzijn: Wat je kwaliteit van leven is. Vriendschap, gezondheid, vrijetijd, veilige omgeving. 

Slide 29 - Slide

- Je kunt prijsveranderingen berekenen in procenten en als indexcijfers.
Basisjaar is: 
een index van 100: 


Slide 30 - Slide

Leerdoelen 1.3
- Je kunt uitleggen waarom het nodig is om prioriteiten te stellen.
- Je kunt uitleggen wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn.
- Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
- Je kunt prijsveranderingen berekenen in procenten en als indexcijfers.

Slide 31 - Slide

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 

Slide 32 - Slide

Leerdoelen 1.4
- Je kunt oorzaken van inflatie noemen.
- Je kunt het cpi en de inflatie berekenen.
- Je kunt uitleggen wat gevolgen van inflatie zijn.
- Je kunt uitleggen hoe lonen en prijzen elkaar beïnvloeden.

Slide 33 - Slide

Koopkracht en inflatie
Koopkracht 
Inflatie (deflatie) Hoe ontstaat inflatie? 
- vraag naar producten stijgt harder dan aanbod.
- Kosten bij bedrijven stijgen.
- prijs van grondstoffen stijgen.
- door hogere belastingen 

Slide 34 - Slide

consumentenprijs indexcijfer
- Prijsindexcijfer (prijs stijging of daling van een product)
- Wegingsfactor (hoe vaak telt deze prijs mee voor het CPI)

Voeding =  99 prijsindex en  12 wegingsfactor 
Kleding =   102 prijsindex en 6 wegingsfactor

Slide 35 - Slide

Nominaal en Reële verandering
Nominaal verandering = loonstijging
Reële verandering = loonstijging - de inflatie

Je loon stijgt met 3,5% de inflatie is 1,5% 
dan is de Reële stijging: 3,5% - 1,5% = 2% koopkracht stijging

Conclusie: Je kan 2% meer kopen. 

Slide 36 - Slide

Prijscompensatie 
Als er inflatie optreed willen mensen meer verdienen. 

Als de lonen stijgen om de inflatie, dan noem je dat prijscompensatie. 
Met het risico op een Loon-prijs spiraal (een vicieuze cirkel)

Loon stijgt omdat er inflatie optreed > 
Bedrijven moeten de medewerkers meer betalen >
De prijs van producten stijgt >
Meer inflatie

Slide 37 - Slide