Paragraaf 5.4/5.5: reflexen en autonome zenuwstelsel/impulsgeleiding

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de kluis!

1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de kluis!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
VWO:
  • Opdracht Hardy-Weinberg met Duplo
  • Opgave uit het boek
  • Oefenopdracht uit werk-en kleurboek Biologie

HAVO:
  • Uitleg paragraaf 5.4: reflexen en het autonome zenuwstelsel
  • Uitleg paragraaf 5.5: impulsgeleiding
  • Zelfstandig werken aan de opdrachten








Slide 2 - Slide

Paragraaf 5.4: Reflexen en het autonome zenuwstelsel
5.4 Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan de functie van reflexen en een reflexboog beschrijven.
  • Ik kan de werking van het autonome (vegetatieve) zenuwstel beschrijven. 

Slide 4 - Slide

Verschillende prikkels
Zintuigen zetten prikkels (verandering in omgeving) 
om in impulsen. 

Prikkels zijn niet altijd even sterk, hoe gaat je zenuwstelsel daar mee om?

Slide 5 - Slide

Prikkel > impuls
De sterkte van de impuls is altijd gelijk, alleen de frequentie wisselt.

Slide 6 - Slide

Leg uit wat er gebeurt als er gewenning optreedt.

Slide 7 - Open question

Bewuste reacties
Normale route:
1. Zintuig
2. Sensorische zenuwcel
> Ruggenmerg
3. Schakelcellen
> Hersenen
4. Schakelcellen
> Ruggenmerg
5. Motorische zenuwcel

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Reflexen
Route bij reflexen (reflexboog):
1. Zintuig
2. Sensorische zenuwcel
> Ruggenmerg
3. Schakelcellen
> Hersenen
4. Schakelcellen
4. Motorische zenuwcel

Slide 10 - Slide

Wat denk jij dat de functie van reflexen is? Kan jij een paar voorbeelden noemen?

Slide 11 - Open question

Onderdelen zenuwstelsel
Gebruik BINAS 88B
Je wist al:
Zenuwstelsel bestaat uit:
- centraal
- perifeer

Indeling op plaats in het lichaam


Slide 12 - Slide

Indeling op functie 
Bewuste reacties door animale zenuwstelsel
(maar ook reflexen).

Onbewuste processen door autonoom zenuwstelsel.
(werking van organen)

Slide 13 - Slide

Autonome zenuwstelsel

Autonome te verdelen in:
- actief zijn (ortho-)
- rust en herstel (para-)

Slide 14 - Slide

In welk deel van de hersenen ligt het centrum dat de hartslagfrequentie regelt en via welk deel van het autonome zenuwstelsel wordt de hartslag verlaagd?
A
Hersenstam - orthosympatisch
B
Hersenstam - parasympathisch
C
Kleine hersenen - orthosympatisch
D
Kleine hersenen - parasympatisch

Slide 15 - Quiz

Beantwoord nu de vragen die je hebt gesteld om je leerdoelen te kennen.

Slide 16 - Open question

Paragraaf 5.5: Impulgeleiding

Slide 17 - Slide

Lesdoelen
1. Ik kan beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
2. Ik kan beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt.

Slide 18 - Slide

Zenuwcel
(neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. Dendriet
2. Cellichaam
3. Celkern
4. Axon
5. Myelineschede
6. Synaps

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Impuls
Impulsen zijn elektrische signalen: ladingsverschil.

Binnenkant cel tov buitenkant is -70mV (rustpotentiaal).

Slide 22 - Slide

Thema 6 regeling en waarnemen
Paragraaf 4

Slide 23 - Slide

Impulsgeleiding
Myelineschedes zorgen voor sprongsgewijze impulsgeleiding.

Alleen op de open stukken
actiepotentiaal.

Slide 24 - Slide

Impulsgeleiding
Hoe een electrisch signaal van het cellichaam (A) naar de axon uiteinde (B) wordt doorgegeven.
A
B

Slide 25 - Slide

Impulsgeleiding is een electrisch signaal. Electriciteit wordt veroorzaakt door het bewegen van geladen deeltjes. In dit geval zijn dit ionen. De binnenkant van de cel is negatief geladen ten opzichte van de buitenkant.
BINAS 88D

Slide 26 - Slide

Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen


1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
1. rustfaserustpotentiaal, waarbij het ladingsverschil tussen de binnenkant en buitenkant van de cel -70mV is. 
2. Actiefase -  door prikkels worden ionen door het membraan gelaten waarbij het potentiaal verschil tussen binnen en buiten oploopt tot +30mV
3.  Herstelfase - door nog meer verplaatsing van ionen verandert het potentiaal verschil tussen binnen en buitenkant weer terug naar -70mV
4. Herstelfase - de ion verdeling schiet zelfs evenonder de -70mV
5. Herstelfase - de ionen gaan weer naar hun oorspronkelijke positie. tijdens deze periode kan er geen impulsgeleiding plaatsvinden (duurt 1 msec.)
Impulsgeleiding door middel van een actiepotentiaal die opgedeeld kan worden in 5 fasen

Slide 27 - Slide

Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen


1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
De prikkel die bij de dendrieten binnenkomt moet sterk genoeg zijn om een potentiaal verschil van -50mV te bewerkstelligen. Dit is de drempelwaarde. Lukt dit niet, dan wordt de impuls niet doorgegeven naar het axon. Lukt dit wel dan ontstaat er een actiepotentiaal. (het alles-of-nietsprincipe).

Tijdens de actiepotentiaal ontstaat er altijd eenzelfde impulssterkte (+20mV) . 

Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
Zorgt elke prikkel tot impulsgeleiding? 

Slide 28 - Slide

Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
zwakke prikkel - lage impulsfrequentie



Sterke prikkel - hoge impulsfrequentie
impulsfrequentie - het aantal impulsen per tijdseenheid.

Slide 29 - Slide

Hoe ziet impulsgeleiding er uit langs het membraan van het axon? 

Slide 30 - Slide

Impulsgeleiding kan nog sneller!
Cel van Schwann maakt een isolerende laag om axon. Hierdoor moet het signaal sprongsgewijs worden doorgegeven. Dit gaat 50x zo snel als zonder myeline => sprongsgewijze impulsgeleiding

Slide 31 - Slide

Je balt je rechtervuist.
Verandert hierdoor de impulssterkte in zenuwcellen in je rechterarm? Licht je antwoord toe.

Slide 32 - Open question

Je balt je rechtervuist.
Verandert hierdoor de impulsfrequentie van de zenuwcellen in je rechter arm? Zo ja, neemt deze dan toe of af.

Slide 33 - Open question

Je steekt in het donker een kaars aan. Wordt hierdoor de impulsfrequentie in de gevoelszenuwcellen van je oogzenuw verhoogd of verlaagd? Licht je antwoord toe.

Slide 34 - Open question

Impulsoverdracht
Hoe een signaal van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel wordt doorgegeven (bij een synaps C).
C

Slide 35 - Slide

bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
neuron 1
neuron 2
Wanneer de actiepotentiaal van neuron 1 aankomt bij de synaps zal een stof (neurotransmitter) vrijkomen in de synaptische spleet. Deze neurotransmitter kan binden aan receptoren van neuron 2 en zo een actiepotentiaal in neuron 2 starten (impusoverdracht van neuron 1 naar neuron 2). 

Slide 36 - Slide

Neurotransmittermoleculen afkomstig van het axon zijn vrijgelaten in de synaptische spleet. Wanneer kan de doelwitcel een impuls doorgeven
A
Altijd
B
Wanneer alle neurotransmitter-moleculen aan receptoren binden
C
Wanneer de prikkel sterk genoeg is dat de drempelwaarde in de doelwitcel wordt overschreden
D
Nooit

Slide 37 - Quiz

Lesdoelcheck
Kan ik:
- de functie van reflexen en reflexboog beschrijven?
- de werking van het autonome zenuwstelsel beschrijven?
- beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt?
- beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt?



Slide 38 - Slide

Aan de slag!
HAVO:
Paragraaf 5.4: opdracht 37 t/m 45
Paragraaf 5.5: opdracht 52 t/m 61
Klaar?: Oefen op biologiepagina.nl

VWO:
Hardy-weinberg met duplo

Klaar?: Opdrachten  paragraaf 4.4 
of oefenopdrachten uit het werkboek (extra verdieping)

Slide 39 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?




Slide 40 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 41 - Slide