Hoofdstuk 12.2 Spanning transformeren K4 les 2

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

H12: Elektriciteit
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Slide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Slide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Slide

H12: Elektriciteit
Introductie
§ 12.1 Stroom en spanning
§ 12.2 Spanning transformeren
§ 12.3 Serie- en parallelschakeling
§ 12.4 Elektriciteit en veiligheid

Slide 5 - Slide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Slide

Huiswerkcontrole

Maak opdrachten op de examensite

Slide 7 - Slide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 8 - Mind map

Terugblik
  1. Je kunt uitleggen hoe je de stroomkring door een apparaat opent en sluit.
  2. Je kunt beredeneren in welke richting de stroom door een stroomkring beweegt.
  3. Je kunt uitleggen of een diode de stroom doorlaat of tegenhoudt.
  4. Je kunt uitleggen hoe je een led in een schakeling aansluit.
  5. Je kunt berekeningen uitvoeren met de capaciteit, de stroomsterkte en de tijd.
  6. Je kunt berekeningen uitvoeren met het vermogen, de spanning en de stroomsterkte.

Slide 9 - Slide

Welke formule kun je OOK gebruiken om de spanning uit te rekenen.
A
U = P : I
B
U = R : I
C
U = I : P
D
U = I x P

Slide 10 - Quiz

Bereken het vermogen als de spanning 15 V en de stroomsterkte 5 A is.
A
75 W
B
3 W
C
0,33 W

Slide 11 - Quiz

De spanning op school is
A
230 V
B
1,5 V
C
12 V
D
400 V

Slide 12 - Quiz

Welk(e) lampje(s) branden als je de schakelaar openzet?
A
Lampje 1
B
Lampje 1,2
C
Lampje 1,2,3
D
geen lampje

Slide 13 - Quiz

Welk(e) lampje(s) branden in deze situatie?
A
Lampje 1
B
Lampje 1,2
C
Lampje 1,2,3
D
geen Lampje

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen 12.2 Spanning transformeren
  1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen hoogspanning, netspanning en veilige spanning.
  2. Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met: de netspanning in Nederland is 230 V/50 Hz.
  3. Je kunt uitleggen waarom veel apparaten een eigen adapter (netstekkervoeding) hebben.
  4. Je kunt beschrijven hoe een transformator energie opneemt, omzet en weer afstaat.
  5. Je kunt berekenen hoe een transformator de spanning transformeert.
  6. Je kunt berekeningen uitvoeren met het opgenomen en afgegeven vermogen van een (ideale) transformator.

Slide 15 - Slide

12.2 Spanning transformeren
De oplader van een mobiele telefoon is ingebouwd in de stekker die je in het stopcontact steekt. 
Wat doet zo’n oplader met de spanning die hij van het stopcontact krijgt?

Slide 16 - Slide

Het elektriciteitsnet
De generatoren van een elektriciteitscentrale produceren een wisselspanning, net als een dynamo.
  • De wisselspanning kan omhoog of     omlaag worden getransformeerd.
  • Het apparaat dat de spanning    transformeert, heet een transformator.
  • In elke woonwijk staan één of meer   transformatorhuisjes.
  • In zo’n huisje wordt de spanning nog   verder omlaag getransformeerd, naar   de netspanning die je in huis gebruikt (230 V).

Slide 17 - Slide

De netspanning
Het lichtnet bij je thuis levert een wisselspanning met een frequentie van 50 Hz. De spanning verandert volgens een golfpatroon dat zich vijftig keer per seconde herhaalt (afbeelding 2). 
De effectieve waarde van deze wisselspanning is 230 V.

Slide 18 - Slide

De netspanning
Sommige apparaten, zoals een desktopcomputer, hebben een ingebouwde transformator. Meestal maakt een transformator deel uit van de adapter (officiële naam: netstekkervoeding) van een apparaat. 
Vaak bevat zo’n adapter ook een gelijkrichter
Dat is een schakeling die van een wisselspanning een gelijkspanning maakt

Slide 19 - Slide

De transformator
De transformator bestaat uit twee spoelen die om een weekijzeren kern zijn bevestigd. Je sluit de primaire spoel aan op de spanning die je wilt transformeren. Deze noem je de primaire spanning of Up. 
De secundaire spoel levert dan een (omhoog of omlaag) getransformeerde spanning. Deze noem je de secundaire spanning of Us.

Slide 20 - Slide

Omhoog of omlaag transformeren
Of de spanning hoger of lager wordt, hangt af van het aantal windingen van de spoelen:

Als de secundaire spoel meer windingen heeft dan de primaire spoel, is Us groter dan Up.
De spanning wordt dan omhoog getransformeerd.

Als de secundaire spoel minder windingen heeft dan de primaire spoel, is Us kleiner dan Up. 
De spanning wordt dan omlaag getransformeerd.

Slide 21 - Slide

Omhoog of omlaag transformeren
Het verband tussen het aantal windingen en de primaire en secundaire spanning kun je schrijven als:

 aantal windingen primaire spoel    =      primaire spanning
 aantal windingen secundaire spoel       secundaire spanning


                                                             np het aantal windingen van de primaire spoel;
                                                             ns het aantal windingen van de secundaire spoel;
                                                             Up de primaire spanning in volt (V);
                                                             Us de secundaire spanning in volt (V).





Of in symbolen:
np = Up
ns     Us

Slide 22 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
De transformator van een deurbel heeft een primaire spoel met 800 windingen en een secundaire spoel met 32 windingen. De primaire spoel is aangesloten op het lichtnet (230 V).
Bereken de secundaire spanning.

primaire spoel   secundaire spoel
 np = 800                 ns = 32       
 Up = 230 V             Us = ? V





  • Uitwerking:
  • np = Up        800  = 230
  • ns     Us           32        ?
  • 800 × Us = 230 × 32
  • Us= 230 x 32  = 9,2 V
  •            800

Slide 23 - Slide

Het rendement van een transformator
Transformatoren hebben een hoog rendement.
Van de opgenomen elektrische energie wordt maar een klein deel omgezet in warmte. Bij het maken van berekeningen wordt vaak aangenomen dat een transformator een rendement heeft van 100%. 
                    
  
                                         



Voor zo’n ideale transformator geldt:
door de primaire spoel     =    door de secundaire spoel
opgenomen elektrisch               afgegeven elektrisch 
 vermogen                                              vermogen

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 12.2  12.2 Spanning transformeren  1 t/m 12
Je mag samenwerken!

Slide 25 - Slide

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 26 - Mind map

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 27 - Mind map

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen hoogspanning, netspanning en veilige spanning.
  2. Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met: de netspanning in Nederland is 230 V/50 Hz.
  3. Je kunt uitleggen waarom veel apparaten een eigen adapter (netstekkervoeding) hebben.
  4. Je kunt beschrijven hoe een transformator energie opneemt, omzet en weer afstaat.
  5. Je kunt berekenen hoe een transformator de spanning transformeert.
  6. Je kunt berekeningen uitvoeren met het opgenomen en afgegeven vermogen van een (ideale) transformator.

Slide 28 - Slide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 32 - Slide

Samenvatting

Slide 33 - Slide

Welke formule kun je OOK gebruiken om de spanning uit te rekenen.
A
U = P : I
B
U = R : I
C
U = I : P
D
U = I x P

Slide 34 - Quiz

Bereken het vermogen als de spanning 15 V en de stroomsterkte 5 A is.
A
75 W
B
3 W
C
0,33 W

Slide 35 - Quiz

De spanning op school is
A
230 V
B
1,5 V
C
12 V
D
400 V

Slide 36 - Quiz

Welk(e) lampje(s) branden als je de schakelaar openzet?
A
Lampje 1
B
Lampje 1,2
C
Lampje 1,2,3
D
geen lampje

Slide 37 - Quiz

Welk(e) lampje(s) branden in deze situatie?
A
Lampje 1
B
Lampje 1,2
C
Lampje 1,2,3
D
geen Lampje

Slide 38 - Quiz