Toets hoofdstuk 2

Welke drie dingen heb je nodig wanneer je een fabriek begint?
1 / 29
next
Slide 1: Open question
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welke drie dingen heb je nodig wanneer je een fabriek begint?

Slide 1 - Open question

Welke economische redenen waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindproducten

Slide 2 - Quiz

Welke werelddelen waren betrokken bij de 'Driehoekshandel'?
A
Afrika, Europa, Amerika
B
Europa, China, Amerika
C
Afrika, China, Europa
D
Afrika, Europa, Australïe

Slide 3 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij: Modern Imperialisme
A
Periode 1870-1900 waar niet Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Afrika willen veroveren
B
Periode 1870-1970 waar Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Afrika willen veroveren
C
Periode 1870-1900 waar Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Afrika willen veroveren
D
Periode 1870-1900 waar Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Australië willen veroveren

Slide 4 - Quiz

Welke van de redenen voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (bijvoorbeeld Cuba)
B
Verovering voor grondstoffen (bijv. Cubaanse tabak)
C
Verovering om 'achterlijke' gebieden te beschaven

Slide 5 - Quiz

Welke van de redenen voor het modern imperialisme wordt hier vooral bekritiseerd?
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Alle drie

Slide 6 - Quiz

Wat was vóór de industriële revolutie belangrijk voor je positie in de samenleving
A
Geld
B
Grond
C
Uit welke familie je kwam
D
Land van herkomst

Slide 7 - Quiz

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:

"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 8 - Quiz

Wat was 1 van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De auto
D
De computer

Slide 9 - Quiz

Nationalisme leidde tot samenvoeging van
A
België
B
Frankrijk
C
Duitsland
D
Oostenrijk-Hongarije

Slide 10 - Quiz

Welke oorzaak voor modern imperialisme zie je hier?
A
Grondstoffen
B
Afzetmarkt
C
Bemoeien met lokaal bestuur
D
Nationalisme

Slide 11 - Quiz

33. Wie stond aan het hoofd van 't bestuur in Nederlands-Indie?
A
Een Soesoehoenan (= Heer der heren)
B
Een Indische Gouverneur-Generaal
C
Een Nederlandse Resident
D
Een Nederlandse Gouverneur-Generaal

Slide 12 - Quiz

36. Nederlands-Indie werd bestuurd door een "indirect bestuur". Hoe werkte dat?
A
Indische vorsten kregen het volledige bestuur over hun land en de Nederlanders verkochten hun producten.
B
Inlandse vorsten bleven zitten, maar kregen bevelen van Nederlanders.
C
De Nederlandse gouverneur-generaal bleef in Nederland en de inheemse vorsten bestuurden het land.
D
Europese landen gaven bevelen aan de Nederlandse gouverneur-generaal.

Slide 13 - Quiz

41. Hoe bleef Nederlands-Indie een winstgevende kolonie?
A
Door de komst van een nieuwe gouverneur-generaal.
B
Door de verdeel-en-heerspolitiek.
C
Door de invoer van het Cultuurstelsel.
D
Doordat Java en Lombok verkocht werden aan Engeland.

Slide 14 - Quiz

Welk idee had Max Havelaar in zijn boek over Nederlands-Indië?
A
Hij vond dat de Indiërs niet zo moesten zeuren.
B
Hij vond dat de kolonie zelfstandig moest worden
C
Hij schaamde zich voor de manier waarop de Nederlanders met het Indische volk omgingen.
D
Hij wilde de mensen overtuigen van het goede leven dat ze konden leven in Nederlands-Indie.

Slide 15 - Quiz

Wat was voor Nederland een reden om rond 1870 zijn grondgebied in Nederlands Indie uit te breiden?
A
Nederland wilde de slavenhandel uitbreiden.
B
Nederland wilde er gevangenen naar toe kunnen sturen.
C
Nederland wilde het Cultuurstelsel uitbreiden.
D
Nederland wilde meer macht en aanzien krijgen in de wereld.

Slide 16 - Quiz

40. Waarom werd het voor de inheemse bevolking van Nederlands-Indie wat beter rond 1900?
A
Het Cultuurstelsel werd ingevoerd, dat was gunstig.
B
De Nederlandse gouverneur-generaal was overleden.
C
Er werden scholen gebouwd en betere wegen.
D
Veel Nederlanders verlieten Nederlands-Indie rond 1900.

Slide 17 - Quiz

42. Waarom kwamen er na 1870 meer Nederlanders naar Nederlands-Indie?
A
Omdat er meer vakantieparken werden geopend.
B
Omdat de infrastructuur verbeterd was.
C
Omdat er mee scholen waren gebouwd voor Nederlanders.
D
Omdat zij er fabrieken konden bouwen of plantages konden runnen.

Slide 18 - Quiz

38. Wat hield het "Cultuurstelsel" in tot 1870 in Nederlands-Indie?
A
Indonesische boeren mochten 20% van de oogst behouden.
B
Indonesische boeren kregen gunsten van Nederlandse heersers.
C
Indonesische boeren moesten 20% van hun land bebouwen met tabak, suiker en koffie.
D
Indonesische boeren kregen scholen in ruil voor tabak, suiker en koffie.

Slide 19 - Quiz


De gouverneur-generaal van Nederlands-Indie tussen 1926 en 1931 heette de Graeff

Wat bedoelt de gouverneur-generaal de Graeff in de bron?

A
De Nederlanders zullen de strijd tegen het nationalisme uiteindelijk verliezen.
B
Hij bedoelt dat Soekarno zo snel mogelijk gouverneur-generaal moet worden.
C
Indonesiërs die in het westen hebben gestudeerd zijn niet nationalistisch.
D
Volgens hem kan Nederland de Indonesische nationalisten makkelijk verslaan.

Slide 20 - Quiz

Met de Etische Politiek wilde Nederland...
A
Boete doen voor het koloniale verleden
B
Nederlands-Indie ontwikkelen met aandacht voor onderwijs, gezondheidszorg en christendom
C
De koloniale macht uitbreiden door factorijen te bouwen
D
De koloniale macht uitbreiden door oorlog te voeren op Java en Sumatra

Slide 21 - Quiz

Deze afbeelding past
bij...
A
absolutisme
B
verlicht absolutisme
C
hofstelsel
D
abolitionisme

Slide 22 - Quiz

Wat heeft Uncle Tom’s Cabin te maken met de afschaffing van de slavernij?

De verschijning van het boek was een....
A
directe oorzaak van de afschaffing van de slavernij.
B
gevolg op korte termijn van de afschaffing van de slavernij.
C
gevolg op lange termijn van de afschaffing van de slavernij.
D
indirecte oorzaak van de afschaffing van de slavernij.

Slide 23 - Quiz

Is de Bijbel een argument dat door voor- of door tegenstanders van de slavernij werd gebruikt?
A
Voorstanders van de slavernij
B
Tegenstanders van de slavernij
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 24 - Quiz

Lees de bron.
Vul het juiste begrip in.
Aan welk groot onrecht komt in 1863 een einde?
Het Einde van een groot onrecht,1863
In de vroege morgen van 1 juli 1863 klinkt het gebulder van kanonnen. Vanaf Fort Zeelandia in het Surinaamse Paramaribo en op de Nederlandse eilanden in de Cariben worden 21 saluutschoten afgevuurd. Alleen op het kleine Saba blijft het stil – daar staat geen kanon. De westelijke koloniën van het Koninkrijk der Nederlanden vieren feest, een groot feest. Want aan een enorm onrecht komt een einde.
Vrij naar: J. Alberts, 'Redder van de slavernij', in HN, 2012, nr. 6.
A
Industrialisatie
B
Slavernij
C
Kapitalisme
D
Modern Imperialisme

Slide 25 - Quiz

Wat is een gevolg van het modern imperialisme?
A
Racisme ontstaat
B
Europa zoekt grondstoffen
C
Europa is technisch sterker

Slide 26 - Quiz

Plantage
A
boerderij waar veeteelt en akkerbouw is
B
boerderij met alleen vee
C
grote boerderij met slechts één landbouwproduct
D
boerderij met veel verschillende landbouwproducten

Slide 27 - Quiz

Welk belangrijk bezwaar hadden tegenstanders van de slavernij in de 19e eeuw?
A
Slaven werden onmenselijk wreed behandeld
B
Blanke en zwarte mensen zijn gelijk aan elkaar
C
Slaven hebben recht op loon

Slide 28 - Quiz

Wat houdt het begrip 'abolitionisme' in?

Slide 29 - Open question