Verbe être

  • Voca
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Voca

Slide 1 - Slide

Dans ce cours...
  • Verbe être
  • Nationalités
  • Vocabulaire

Slide 2 - Slide

La roue
Vervoeg het werkwoord être.

Slide 3 - Slide

Être = zijn
je suis = ik ben
tu es = jij bent
il est = hij is
elle est = zij is
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn, u bent
ils/elles sont = zij zijn

Slide 4 - Slide

Elle ... une fille.
A
es
B
est

Slide 5 - Quiz

Je ... Pierre.
A
suis
B
sont

Slide 6 - Quiz

Nous ... à l'école.
A
sommes
B
êtes

Slide 7 - Quiz

Maxime et Claire ... des amies.
A
sont
B
est

Slide 8 - Quiz

Vous ... français?

Slide 9 - Open question

Tu ... mon ami.

Slide 10 - Open question

Non, je ... néerlandais.

Slide 11 - Open question

Pierre ... grand.

Slide 12 - Open question

Nationalités (nationaliteiten)
Ik ben Nederlands = 
  • Je suis néerlandais > mannelijk
  • Je suis néerlandaise > vrouwelijk

Als het over een meisje gaat, komt er een -e achter de nationaliteit te staan.

Slide 13 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
Je suis française
Il est espagnol
Tu es néerlandais
Elle est allemande
Je suis japonais
Tu est anglaise

Slide 14 - Drag question

Welke nationaliteit heb jij?
Beantwoord de vraag in het Frans.
Schrijf een zin!

Slide 15 - Open question

Vertaal: Hij is Frans.

Slide 16 - Open question

Vertaal: Zij is Frans.

Slide 17 - Open question

Vertaal: Dat is een meisje.

Slide 18 - Open question

Vertaal: Mijn ouders zijn goed.

Slide 19 - Open question

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord être.

Slide 20 - Open question

Wordwall
Op de volgende dia staat een link naar een spelletje op Wordwall. Doe het spelletje een keer!
  • Matching pairs: Verbe être

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link