De regenworm en zijn moeder
Er was een regenworm in Sneek A
die altijd naar de sterren keek, A
en fluisterde: hoe schoon, hoe schoon! B
Zijn moeder zei: Doe toch gewoon, B
kijk naar beneden naar de grond, C
dat is normaal, dat is gezond, C
kijk naar beneden, zoals ik. D
En toen? Toen kwam de leeuwerik! D
Het wormpje, dat naar boven staarde, E
zag hem op tijd en kroop in d’aarde, E
maar moe die naar beneden keek, A
werd opgegeten (daar in Sneek). A
Dus doe nooit wat je moeder zegt, G
dan komt het allemaal terecht. G