13.2 Reacties op hormonen ll

13.2 Reacties op hormonen
Hoofdstuk 12 Hormonen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

13.2 Reacties op hormonen
Hoofdstuk 12 Hormonen

Slide 1 - Slide

Deze lessonup:
- Drie typen hormonen: Steroïd, tyrosine en peptide
- Opdrachten 13.2

Slide 2 - Slide

Steroïdhormonen
Steroïdhormonen zijn hydrofoob en bewegen makkelijk langs het celmembraan van fosfolipiden.
 
In het grondplasma van de cel vormt het hormoon met een eiwitreceptor een hormoon-receptor-complex. 

Slide 3 - Slide

Steroïdhormonen
Dit complex activeert het DNA. 

D.m.v. transcriptie en translatie wordt een nieuw eiwit gevormd (= reactie), bijv. een enzym. 

Slide 4 - Slide

Tyrosinehormonen
Hormonen gemaakt van het aminozuur tyrosine, zijn ook hydrofoob. 

Bereiken doelwitcellen op twee manieren: 
- net als steroïdhormonen d.m.v. binding aan een eiwitreceptor in het grondplasma (geldt bijv. voor thyroxine)
- net als peptidehormonen d.m.v. binding aan receptoren in het celmembraan (geldt voor adrenaline)

Slide 5 - Slide

Peptidehormonen
Hormonen (primaire boodschappers) die de het celmembraan niet makkelijk passeren, binden aan eigen receptoren op de celmembraan. 

Slide 6 - Slide

Peptidehormonen
Receptoreiwit zorgt voor activiteit in het G-eiwit en van een enzym in het celmembraan. 
Hierdoor wordt een secundaire boodschapper (klein molecuul, bijv. cAMP) geactiveerd die voor een reactie in de cel zorgt. 

Slide 7 - Slide

BINAS 89B

Slide 8 - Slide

Signaalstoffen in weefsels
Binnen weefsels communiceren cellen met elkaar:
- Groeifactoren kunnen buurcellen tot deling aanzetten.
- Prostaglandines activeren buurcellen door te koppelen aan een membraanreceptor, wat leidt tot een secundaire boodschapper. 

Slide 9 - Slide

Hoe werken peptidehormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 10 - Quiz

Hoe werken steroidhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 11 - Quiz

Hoe werken groeifactoren?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 12 - Quiz

Wat doen releasing hormonen (RH)?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze stimuleren de adenohypofyse tot afgifte van hypofysehormonen
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 13 - Quiz

Welke stelling is onjuist?
A
Hormonen worden vervoerd via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoeld is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft receptoren waarmee hij verschillende hormonen kan ontvangen

Slide 14 - Quiz

Opdrachten
kernopdr 13.2 maken

Slide 15 - Slide