sterke werkwoorden met e

Sterke werkwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Sterke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Hoe herken je een sterk werkwoord in het Nederlands

Slide 2 - Open question

sterke werkwoorden met e
In de 2e en 3e persoon (du & er/sie/es) verandert
de "e" in de stam in "i" of "ie" 


Beispiel:  
ich helfe --> du hilfst/ er hilft 
ich sehe --> du siehst / er sieht 


Slide 3 - Slide

Wanneer "i" of "ie"?
Wordt de stamklinker uitgesproken als "é" (merken of werken) krijg je een "i"
Wordt de stamklinker uitgesproken als "ee" (meer of weer) krijg je een "ie"

e --> i
ee --> ie

Slide 4 - Slide

Uitzonderingen
bij geben, nehmen en treten wordt het "ee" een "i"
ich gebe --> du gibst / er gibt
ich nehme --> du nimmst / er nimmt
ich trete --> du trittst / er tritt

Let op! Bij nehmen wordt het "h" een "m" bij treten krijg je "tt"

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen
gehen > du gehst / er geht
stehen > du stehst / er steht
bewegen > du bewegst / er bewegt
krijgen GEEN e/i Wechsel.

Slide 6 - Slide

An die Arbeit
Ga nu naar jouw digitale werkboek

Kapitel 4 --> Grammatik--> sterke werkwoorden.
  • Maak alle opdrachten t/m 14
  • Let op, pas na de instapoefening kom je bij de opdrachten 10, 12 en 14 en word je ingedeeld in de verschillende leerroutes. 

Slide 7 - Slide

Herhaling:
Vervoeg het werkwoord.
Ich sehe was, was du nicht (ziet)
A
sehst
B
siehst
C
sihst
D
sist

Slide 8 - Quiz

Sie (leest) ein Buch.
A
lest
B
liest
C
lieset
D
list

Slide 9 - Quiz

Der Lehrer (vergeet) die Hausaufgaben
A
vergisst
B
vergest
C
vergiesst
D
vergiest

Slide 10 - Quiz

(Geef) du mir bitte das Buch?
A
Giebst
B
Geebst
C
Gebst
D
Gibst

Slide 11 - Quiz

Wo (ontmoet) du dich heute mit deiner Freundin?
A
treffst
B
trieffst
C
triffst
D
treeffst

Slide 12 - Quiz