Markt en overheid hoofdstuk 1 (deel 2)

Markt en overheid
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 50 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Markt en overheid

Slide 1 - Slide

Lesdoelen (1.4)
  • Constante kosten
  • Variabele kosten
  • Progressieve, proportionele, degressieve variabele kosten
  • Marginale kosten
  • Marginale opbrengsten

Slide 2 - Slide

Verschillende soorten kosten
De bakker gaat in de zomer op vakantie en doet zijn zaak  6 weken dicht. Zijn kosten voor die periode worden lager, maar sommige dingen moet hij doorbetalen.

  • Welke kosten moet hij doorbetalen?
  • Welke kosten vallen tijdelijk weg?

Slide 3 - Slide

Constante/vaste kosten
Doorbetalen:
  • Huurkosten bedrijfsgebouw/pand
  • Afschrijvingskosten machines
  • Loonkosten van medewerkers in vaste dienst

=> Constante / vaste kosten zijn kosten die onafhankelijk zijn  van de hoeveelheid die je produceert (ook bij 0!)

Slide 4 - Slide

Variabele kosten
Doorbetalen:
  • Grondstof/materiaalkosten
  • Energiekosten
  • Loonkosten van medewerkers met flexibele uren
  • Transportkosten

=> Variabele zijn kosten die afhankelijk zijn van de hoeveelheid die je produceert (veranderen als je meer of minder gaat produceren)

Slide 5 - Slide

Gemiddelde variabele kosten GVK
Gemiddelde variabele kosten => GVK
De variabele kosten voor 1 product

Bijvoorbeeld: de gemiddelde variabele kosten voor het maken van 1 stoel zijn 50 euro.

Slide 6 - Slide

Totale variabele kosten TVK
Totale variabele kosten => TVK
De variabele kosten voor een bepaalde hoeveelheid productie. 

Bijvoorbeeld de totale variabele kosten van 10 stoelen die 50 euro GVK zijn
10 x 50 = 500 euro

Slide 7 - Slide

Variabele kosten
3 varianten:
  • proportioneel 
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met 10%
  • degressief 
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met < 10%
  • progressief
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met > 10%

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Totale kosten
Totale kosten zijn de totale constante kosten en totale variabele kosten bij elkaar opgeteld (voor een bepaalde productie)

Totale kosten = Totale constante kosten + Totale variabele kosten

TK                        = TCK                                           + TVK


Slide 10 - Slide

Formule
TK = 50 x Q + 10.000

GVK = 50 euro
TCK = 10.000 euro

TK bij een productie van 200 =>
50 x 200 + 10.000 = 20.000 euro




Slide 11 - Slide

Marginale kosten
  • Marginaal = 1 extra
  • Marginale kosten = kosten van 1 extra
  • 50 producten => extra kosten van 51e product
  • Constante kosten vallen weg!
  • Proportioneel => MK = GVK

Slide 12 - Slide

Marginale opbrengsten
  • Marginaal = 1 extra
  • Marginale opbrengsten = opbrengsten van 1 extra (niet winst)
  • 50 producten => extra opbrengsten van 51e product
  • Volkomen concurrentie => MO=GO=P

Slide 13 - Slide

Lesdoelen (1.4)
  • Constante kosten
  • Variabele kosten
  • Progressieve, proportionele, degressieve variabele kosten
  • Marginale kosten
  • Marginale opbrengsten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Deze week
  • Maandag => 1.4 Break even
  • Dinsdag => 1.4 Maximale winst/maximale omzet
  • Woensdag =>2.1 Monopoliemacht in de telefonie brokkelt af
  • Vrijdag => Afmaakles

Slide 17 - Slide

Plenda
  • Maandag 16 september
  • 1.1 t/m 1.23

Slide 18 - Slide

Lesdoelen
  • Break even analyse

Slide 19 - Slide

Vorige les
  • TK = Totale kosten (=TCK + TVK)
  • TCK = Totale constante kosten
  • TVK = Totale variabele kosten
  • GVK = Gemiddelde variabele kosten
  • MK = Marginale kosten
  • MO = Marginale opbrengsten

Slide 20 - Slide

Intro
  • Hoe weet een bedrijf hoeveel er geproduceerd moet worden? 
  • Anders gezegd: wat moet de afzet/productie (q) zijn?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Bedrijfsdoelstelling
Hangt af van de doelstelling 
=> wat wil het bedrijf zelf?

  • Break even
  • Maximale winst
  • Maximale omzet

Slide 23 - Slide

Break even 
  • Winst = 0 ('quitte spelen')
  • Totale opbrengsten (TO) = Totale kosten (TK)
  • Ook: Gemiddelde totale opbrengsten (GO) = Gemiddelde totale kosten (GTK)
  • Bijvoorbeeld: beginnend of groeiend bedrijf, bedrijf voor het goede doel, overheidsdienst (paspoort gemeente)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Break-even afzet
  • Winst = 0
  • Totale opbrengst (TO) = Totale kosten (TK)
  •  En ook: Gemiddelde totale opbrengst

Slide 32 - Slide

Lesdoelen
  • Break even analyse

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Deze week
  • Maandag => 1.4 Break even
  • Dinsdag => 1.4 Maximale winst/maximale omzet
  • Woensdag =>2.1 Monopoliemacht in de telefonie brokkelt af
  • Vrijdag => Afmaakles

Slide 35 - Slide

Plenda
  • Maandag 16 september
  • 1.1 t/m 1.23

Slide 36 - Slide

Lesdoelen
  • Maximale winst
  • Maximale omzet

Slide 37 - Slide

Intro
  • Hoe weet een bedrijf hoeveel er geproduceerd moet worden? 
  • Anders gezegd: wat moet de afzet/productie (q) zijn?

Slide 38 - Slide

Bedrijfsdoelstelling
Hangt af van de doelstelling 
=> wat wil het bedrijf zelf?

  • Break even
  • Maximale winst
  • Maximale omzet

Slide 39 - Slide

Marginale kosten
  • Marginaal = 1 extra
  • Marginale kosten = kosten van 1 extra
  • 50 producten => extra kosten van 51e product
  • Constante kosten vallen weg!
  • Proportioneel => MK = GVK

Slide 40 - Slide

Marginale opbrengsten
  • Marginaal = 1 extra
  • Marginale opbrengsten = opbrengsten van 1 extra (niet winst)
  • 50 producten => extra opbrengsten van 51e product
  • Volkomen concurrentie => MO=GO=P

Slide 41 - Slide

Maximale winst
  • Zolang MO groter is dan MK blijf je produceren!
  • Net zolang tot MO=MK
  • Bedrijf maakt afzet/hoeveelheid (q) die hoort bij MO=MK
  • Als MO altijd groter dan MK maak je het maximale: je productiecapaciteit

Slide 42 - Slide

Maximale winst
  • Zolang MO groter is dan MK blijf je produceren!
  • Net zolang tot MO=MK
  • Bedrijf maakt afzet/hoeveelheid (q) die hoort bij MO=MK
  • Als MO altijd groter dan MK maak je het maximale: je productiecapaciteit

Slide 43 - Slide

Doelstelling

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Maximale omzet
  • Zolang MO groter is dan 0 blijf je produceren!
  • Net zolang tot MO=0
  • Bedrijf maakt afzet/hoeveelheid (q) die hoort bij MO=0

Slide 46 - Slide

Maximale omzet
  • Zolang MO groter is dan 0 blijf je produceren!
  • Net zolang tot MO=0
  • Bedrijf maakt afzet/hoeveelheid (q) die hoort bij MO=0

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Lesdoelen
  • Maximale winst
  • Maximale omzet

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide