H6 Gedrag en hormonen

Thema 6: Waarneming en gedrag
Gedrag
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Thema 6: Waarneming en gedrag
Gedrag

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
L7: Je kunt uitleggen wat gedrag is.
L8: Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
L9: Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Slide 2 - Slide

Wat is gedrag?
Gedrag = alle handelingen van een mens/dier.

Handeling =  iets wat een mens/dier doet.

Gedragsketen = een vaste volgorde van handelingen.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld van een gedragsketen

Slide 4 - Slide

Voorbeeld van een prikkel & respons

Slide 5 - Slide

Prikkels:
  • Inwendig = binnen het lichaam (honger/dorst)
  • Uitwendig = buiten het lichaam

Respons = de reactie op een prikkel

Slide 6 - Slide

Het zien van een chocoladereep
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 7 - Quiz

Het hebben van honger
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 8 - Quiz

Motivatie = de bereidheid te reageren op een prikkel.

Slide 9 - Slide

TP: Welk effect zou een hoge motivatie hebben op een respons?

Slide 10 - Open question

Aangeboren vs Aangeleerd
Aangeboren gedrag = gedrag vanaf de geboorte

Aangeleerd gedrag = gedrag dat ontstaat door iets te leren

Slide 11 - Slide

Noem een voorbeeld van aangeleerd gedrag.

Slide 12 - Open question

Sociaal gedrag
Gedrag van soortgenoten naar elkaar toe.

Een handeling van een dier (of een mens) een prikkel voor een handeling van een soortgenoot -> een signaal.

Slide 13 - Slide

Gedrag van mensen
Gedrag van mensen wordt beïnvloed door waarden en normen.

Waarden = de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven.

Normen = gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden.

Slide 14 - Slide

Wat is een waarde?
A
Je mag niet stelen
B
Iemand aanspreken met "u".
C
Je mag niet liegen
D
Eerlijkheid

Slide 15 - Quiz

Observatie = feitelijk gedrag wat we waarnemen.

Interpretatie = wat jij denkt dat het gedrag betekent.

Slide 16 - Slide

Is het een interpretatie of een observatie?
De hond loopt mank.
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 17 - Quiz

Is het een interpretatie of een observatie?
De kat is moe.
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 18 - Quiz

Hormonen
  • hormoonklieren  maken hormonen.

  • gaan via bloed naar andere organen.

Slide 19 - Slide

Hormoonklieren
Hormoonklier
maakt hormonen.

Heeft geen afvoerbuis: geeft hormonen af aan het bloed

Slide 20 - Slide

Bloedsuikerspiegel - Eilandjes van langerhans

Slide 21 - Slide

Bloedsuikerspiegel
2 hormonen zorgen voor een stabiele bloedsuikerspiegel:
- Insuline
- Glucagon

Deze worden gemaakt in de alvleesklier (eilandjes van Langerhans)

Slide 22 - Slide

Bloedsuikerspiegel
  • In voedsel zitten veel koolhydraten (suikers)
  • Bij gezonde mensen is de bloedsuikerspiegel min of meer constant.

Slide 23 - Slide

Insuline
wordt afgegeven door de alvleesklier bij een hoge bloedsuikerspiegel. Spieren en lever nemen glucose op en vormen glycogeen. Bloedsuikerspiegel daalt.

Slide 24 - Slide

Glucagon
 wordt afgegeven door de alvleesklier bij een lage bloedsuikerspiegel. Lever zet glucagon om in glucose. Bloedsuikerspiegel stijgt.

Slide 25 - Slide

Huiswerk
ma 20 juni 1e uur: extra les biologie 1b
- Wat doet alcohol met de hersenen tussen de 12 en de 25 jaar?
Maak H6 af. Zie de weektaak. 
PW H6 1b di 28 juni 5e uur

Slide 26 - Slide