Quiz doelgroepen periode 4

Quiz
Wie van de 4m2mB klas weet al het meeste over alle periodes doelgroepen?
17 vragen
Wie wordt de winnaar?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz
Wie van de 4m2mB klas weet al het meeste over alle periodes doelgroepen?
17 vragen
Wie wordt de winnaar?

Slide 1 - Slide

Kemal heeft ADHD en zit geen moment stil in de klas en ook thuis vliegt hij van hot naar her. Hij kan wel rustig geconcentreerd achter zijn spelcomputer zitten. Wat maakt deze situatie duidelijk?
A
Als iemand werkelijk wil, heeft hij niet zoveel last van ADHD.
B
Sterke prikkels kunnen iemand met ADHD soms helpen.
C
Een eenvoudige taak als een spelletje doen, is makkelijker dan een lestaak.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed

Slide 2 - Quiz

Een jonge vrouw met borderline voelt zich eenzaam en zoekt contact met haar ex. Ze vertelt hem hoe zeer ze nog steeds van hem houdt en nodigt hem bij haar thuis uit voor de nacht. Na een vrijage gooit ze zijn kleren het raam uit en zegt dat hij moet opkrassen.
Hoe kun je dit gedrag vanuit de theorie van borderline het beste verklaren?
A
Iemand met borderline kan naar een ander toe snel van houding wisselen.
B
Iemand met borderline houdt geen rekening met een ander.
C
Iemand met borderline houdt niet werkelijk van iemand anders.
D
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Autisme.

Marcella is een autistisch buurmeisje van 14 en komt warm eten bij familie De Vries. Ze begint meteen met eten, nog voordat haar tafelgenoten het eten hebben opgeschept. Vader De Vries zegt: 'Marcella, we gaan pas eten als iedereen heeft opgeschept en dan zeggen we eet smakelijk.' Marcella zegt: 'Dat kan ik toch niet weten, ik ben autistisch.' Klopt dit verweer van Marcella?
A
Nee, ook als je autisme hebt, kun je de regels kennen.
B
Ja, je kunt aan iemand met autisme niet vragen om zich aan een nieuwe situatie aan te passen.
C
Ja, mensen met autisme hebben moeite om regels te onthouden.
D
Alledrie de antwoorden kloppen

Slide 4 - Quiz

Afasie
Wat is de oorzaak van woordvindingsproblemen?
A
Een hersenbeschadiging.
B
Het onvoldoende aangeleerd hebben van taal.
C
Angst (net als bij stotteren).

Slide 5 - Quiz

Hallucinatie
Een hallucinatie is een verschijnsel dat je kunt herkennen bij een psychiatrische stoornis.

Een hallucinatie is een:
A
waarneming van dingen die er niet zijn.
B
niet corrigeerbare, foute overtuiging.
C
gevoel van enorm geluk

Slide 6 - Quiz

Joke is 22 jaar oud en heeft een normale intelligentie. Ze heeft moeite om een keuze te maken zonder advies of bevestiging van anderen. Of het nou om een maaltijd kiezen gaat, kleren kopen, welke sport ze moet gaan doen, de twijfel is daar. Hierdoor lukt het haar ook niet om zelf aan iets te beginnen. Ze gaat erg ver om verzorging en steun van anderen te krijgen, bijvoorbeeld door zich uit te sloven in aardig zijn en ruzie te vermijden. Joke is erg bang om verlaten te worden en aan zichzelf te worden overgelaten.
Bij welke persoonlijkheidsstoornis hoort dit gedrag?
A
Anti sociaal
B
Borderline
C
Narcistisch
D
Afhankelijkheid

Slide 7 - Quiz

Bipolaire stoornis

Maartje slaapt maar enkele uren per nacht. Ze praat aan één stuk door over een boek dat ze aan het schrijven is over hoe het leven nu werkelijk in elkaar zit. Het schriftje met haar aantekeningen is onsamenhangend en 's nachts belt ze politici om haar plan over meer windmolens uit te leggen.
In welke fase zit Maartje?
A
latente fase
B
depressieve fase
C
manische fase

Slide 8 - Quiz

Depressie
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een sombere bui en een echte depressie?
A
De duur en de heftigheid
B
Futloosheid
C
Slapeloosheid
D
Vermoeidheid en gebrek aan initiatief

Slide 9 - Quiz

Ziekteangststoornis
Iemand met hypochondrie heeft een beetje hoofdpijn. Hij ziet een programma over hersentumoren op televisie. Wat is een gebruikelijke reactie van zo iemand?
A
Hij maakt een afspraak bij de huisarts.
B
Hij schakelt snel door naar een ander programma.
C
Hij neemt direct een paracetamol.

Slide 10 - Quiz

Het meest voorkomende psychische probleem bij ouderen met een verstandelijke handicap is depressie. Hierbij komt somatiseren veelvuldig voor.
Hoe kun je dat bijvoorbeeld terug zien?
A
Client is verdrietig
B
Client heeft voortdurend honger
C
Client heeft buikpijn

Slide 11 - Quiz

Overtuigd zijn dat je Steve Jobs bent is:
A
Hallucinatie
B
Waan
C
Illusie
D
Confabulatie.

Slide 12 - Quiz

Stephanie is sinds enkele jaren angstig in gesloten ruimten. Zo durft zij niet meer met de lift en vermijdt zij de kelder waar haar fiets staat. Sinds enkele maanden durft zij ook de deur van het toilet niet meer dicht te doen. Ze weet niet waarom en waardoor zij deze angst heeft. De angst is in de loop van de jaren steeds erger geworden. Stephanie wil heel erg graag op vakantie naar Japan maar durft niet met het vliegtuig.
A
PTSS
B
Enkelvoudige fobie
C
Sociale fobie
D
Paranoïde

Slide 13 - Quiz

Karel heeft elke dag een 'goede' reden om zo'n drie, vier flesjes bier te drinken:
Heeft hij een rotdag op zijn werk gehad dan zijn wat pilsjes lekker om zich te kunnen ontspannen en het van zich af te kunnen zetten.
Ging het juee flessen met elkaar te vergelijken. Die gaan natuurlijk leeg, want weggooien is zonde!
In welke fase van alcoholgebruik zit Karel?ist lekker dan heeft hij het voor zijn gevoel echt verdiend.
Zijn vriendin drinkt doordeweeks niet, maar in het weekend drinkt ze wijn. Dan is het wel zo gezellig om samen nieuwe wijnen uit te proberen door tw
A
Fase van overmatig en schadelijk gebruik
B
Verslavingsfase
C
Experimenteerfase
D
Sociaal gebruik

Slide 14 - Quiz

Niet-aangeboren hersenletsel

Veel mensen kunnen na hersenletsel slechter zien. Dat komt niet door een beschadiging aan het oog, maar door beschadiging van een deel van de hersenen dat betrokken is bij de verwerking van visuele informatie.

Er zijn verschillende vormen van slecht zien bij NAH. Een van die vormen is neglect.
Wat is het gevolg van neglect?
A
Minder bewustzijn van wat er in de omgeving gebeurt.
B
Niet herkennen wat je met je ogen waarneemt.
C
Voor de helft van het gezichtsveld blind zijn of wazig zien.

Slide 15 - Quiz

Voedings- en eetstoornissen.

Binnen een uur na het eten geeft Leslie regelmatig een deel van de maaltijd op (het eten komt vanuit de maag terug in haar mond). Leslie wil dit zo snel mogelijk uitspugen en als de begeleiding van het dagcentrum niet oplet, doet zij dat gewoon op de tafel.
Van welke voedings- of eetstoornis zou hier sprake kunnen zijn bij Leslie?
A
Pica
B
Voedselaversie
C
Rimunatiestoornis
D
Eetbui stoornis

Slide 16 - Quiz

Wat is decorumverlies?
A
Automutilatie
B
Trekken negatieve aandacht
C
Je beter voor doen dan je bent
D
Gevoel hoe je je sociaal moet gedragen, is verdwenen

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste beschrijving van braille?
A
Een reliëfalfabet van puntjes.
B
Voelbare letters en leestekens.

Slide 18 - Quiz