4MZ2B herhaling doelgroepen

4MZ2B herhaling doelgroepen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DoelgroepenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4MZ2B herhaling doelgroepen

Slide 1 - Slide

Mensen met een verstandelijke beperking hebben een beperking in het
A
Intellectueel functioneren
B
Lichamelijk functioneren
C
Aanpassingsvermogen
D
Bewegingsapparaat

Slide 2 - Quiz

Kemal heeft ADHD en zit geen moment stil in de klas en ook thuis vliegt hij van hot naar her. Hij kan wel rustig geconcentreerd achter zijn spelcomputer zitten.
A
Als iemand werkelijk wil, heeft hij niet zoveel last van ADHD.
B
Sterke prikkels kunnen iemand met ADHD soms helpen.
C
Een eenvoudige taak als een spelletje doen, is makkelijker dan een lestaak.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Een jonge vrouw met borderline voelt zich eenzaam en zoekt contact met haar ex. Ze vertelt hem hoe zeer ze nog steeds van hem houdt en nodigt hem bij haar thuis uit voor de nacht. Na een vrijage gooit ze zijn kleren het raam uit en zegt dat hij moet opkrassen.
A
Iemand met borderline kan naar een ander toe snel van houding wisselen.
B
Iemand met borderline houdt geen rekening met een ander.
C
Iemand met borderline houdt niet werkelijk van iemand anders.

Slide 5 - Quiz

Marcella is een autistisch buurmeisje van 14 en komt warm eten bij familie De Vries. Ze begint meteen met eten, nog voordat haar tafelgenoten het eten hebben opgeschept. Vader De Vries zegt: 'Marcella, we gaan pas eten als iedereen heeft opgeschept en dan zeggen we eet smakelijk.' Marcella zegt: 'Dat kan ik toch niet weten, ik ben autistisch.'
A
Nee, ook als je autisme hebt, kun je de regels kennen.
B
Ja, je kunt aan iemand met autisme niet vragen om zich aan een nieuwe situatie aan te passen.
C
Ja, mensen met autisme hebben moeite om regels te onthouden.

Slide 6 - Quiz

Een hallucinatie is een verschijnsel dat je kunt herkennen bij een psychiatrische stoornis.

Een hallucinatie is een
A
waarneming van dingen die er niet zijn.
B
niet corrigeerbare, foute overtuiging.
C
gevoel van enorm geluk.

Slide 7 - Quiz

Maartje slaapt maar enkele uren per nacht. Ze praat aan één stuk door over een boek dat ze aan het schrijven is over hoe het leven nu werkelijk in elkaar zit. Het schriftje met haar aantekeningen is onsamenhangend en 's nachts belt ze politici om haar plan over meer windmolens uit te leggen.

A
De manische fase
B
De depressieve fase
C
De latente fase

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een sombere bui en een echte depressie?
A
De duur en de heftigheid
B
Het neerslachtige gevoel en de futloosheid.
C
Slapeloosheid en pessimisme.
D
De vermoeidheid en het gebrek aan initiatief.

Slide 9 - Quiz

Schizofrenie is een ernstige ziekte van de hersenen.
Op welke leeftijd doen zich meestal de eerste verschijnselen voor?
A
Tussen 5 en 15 jaar
B
Tussen 15 en 30 jaar
C
Tussen 30 en 50 jaar

Slide 10 - Quiz

Een obsessieve compulsieve stoornis wordt ook een dwangstoornis genoemd.
Wat voor gedrag kun je herkennen bij iemand met een dwangstoornis?
A
Hij is voortdurend bezig de ander zijn ideeën op te dringen.
B
Hij beperkt de ander ernstig in zijn vrijheid.
C
Hij vermijdt 'normale' situaties.
D
Hij moet bepaalde onnodige handelingen verrichten.

Slide 11 - Quiz

Annelot van 6,5 jaar met syndroom van Down, pakt tijdens het vrij spel al weken heel vrolijk hetzelfde speelgoed.
Is het goed voor de ontwikkeling van Annelot om telkens hetzelfde speelgoed te pakken?

Slide 12 - Open question

Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) is schade aan de hersenen die ontstaat in de loop van het leven. Er worden twee soorten onderscheiden:
traumatisch hersenletsel
niet-traumatisch hersenletsel
Wat zijn voorbeelden van oorzaken voor traumatisch hersenletsel?
A
Verkeersongeval
B
Klap tegen het hoofd
C
Hersenbloeding
D
Herseninfectie

Slide 13 - Quiz

Wat zijn kenmerken van ODD?

A
Driftig gedrag
B
Verzet tegen regels
C
Bedreigen
D
Anderen tot vechten aanzetten

Slide 14 - Quiz

Myriam is een nieuwe stagiaire op de woonvorm voor verstandelijk gehandicapten met een laag niveau. Ze krijgt het advies om extra op Bert te letten als ze gaan wandelen: hij raapt alles van de stoep en stopt het in zijn mond. Vooral peuken zijn favoriet.
Hoe noem je dit eten van niet-voedingsstoffen?
A
Pica
B
Orale differentiatie.
C
Voedselabjectie.

Slide 15 - Quiz