KWC V3 Leesvaardigheid 3 en 4 herhaling (14-12-2023)

Welkom v3a!

14-12-203
Leesvaardigheid 3 en 4: herhaling
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom v3a!

14-12-203
Leesvaardigheid 3 en 4: herhaling

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Oefenen en maken opdraccht 5
  3. Nakijken huiswerk opdracht 5 p. 23
  4. Herhaling theorie leesvaardigheid 3 en 4
  5. Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 4 - Quiz

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 5 - Quiz

Politici zijn niet te vertrouwen, want ze hebben allemaal hun eigen belangen vooropstaan en daarom ga ik niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen.
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Meervoudige argumentatie

Slide 6 - Quiz

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik weet welke argumentatievormen er zijn.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 7 - Quiz

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik kan de argumentatievorm in een tekst herkennen.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 8 - Quiz

Vragen?
Maak zelfstandig
opdracht 5 p. 23

Slide 9 - Slide

Nakijken opdracht 5 p. 23

Slide 10 - Slide

In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 11 - Quiz

In welke van onderstaande tekstsoorten kom waarschijnlijk je geen mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 12 - Quiz

Aan welke ​signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?

Slide 13 - Mind map

Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?

Slide 14 - Mind map

Waar of niet waar?
Feitelijke uitspraken kun je controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Hoe noem
je deze
argumentatie?
A
enkelvoudige
B
meervoudige
C
onderschikkende
D
nevenschikkende

Slide 16 - Quiz

Hoe noem
je deze
argumentatie?
A
enkelvoudige
B
meervoudige
C
onderschikkende
D
nevenschikkende

Slide 17 - Quiz

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
  • Lees de tekst 'Dieren hebben zeker wél emoties' en maak de vragen.
  • Je krijgt hier 20-25 minuten de tijd voor, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Probeer de vragen alleen en in stilte te maken, alleen dan weet je of je het snapt/zelf zou kunnen op de toets! 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.  

Slide 18 - Slide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
1 Dankzij moderne technieken is het makkelijker om aan te tonen of dieren wel of geen emoties hebben. We kunnen het de dieren immers moeilijk vragen. Dankzij bijvoorbeeld thermische camera’s kunnen we dus wel laten zien dat dieren dezelfde onderliggende mechanismen hebben als de mens, zonder dat ze uit hun groep moeten worden gehaald. 

2 Veel dieronderzoeken houden geen rekening met de consequenties van bepaald onderzoek op de emoties van dieren. Wanneer je bijvoorbeeld een dier uit zijn groep weghaalt, zal dit invloed hebben op de onderzoeksresultaten, omdat het dier zich niet in zijn natuurlijke omgeving bevindt. Daarom kan er een vertekend beeld uitkomen.

Slide 19 - Slide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
3 Mensen kunnen vaak emoties niet goed verwoorden omdat ze slecht toegang hebben hiertoe. Ook zijn ze vaak geneigd om sociaal wenselijk te antwoorden. Daarom zijn de antwoorden op vragen over emoties vaak twijfelachtig.

4 Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan baby’s/kinderen, maar ook aan mensen met een mentale achterstand of andere handicap waardoor ze taal niet machtig zijn. Toch ervaren zij ook zeker wel emoties. 

5 Dieren hebben een rijk gevoelsleven. We moeten ons daarom goed realiseren dat de verspreiding van de mens over de aarde veel impact kan hebben op dieren. Een dier is geen ‘gevoelloos'. 

Slide 20 - Slide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
6 De schrijvers vinden dat dieren ook emoties hebben.

7 Laatste zin van alinea 2: het standpunt van de schrijvers hier is dat het volstrekt onlogisch is dat alleen de mens over emoties beschikt vanuit evolutionair standpunt. Daarna volgen twee argumenten die met elkaar verbonden zijn: ‘Emoties hebben namelijk een evolutionair voordeel (1) en het uiten ervan is van levensbelang voor alle sociale dieren (2).’ 
Samen is dit een groot blokargument bij het standpunt van de schrijvers.

Slide 21 - Slide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
8 Begin van alinea 5: ‘Bovendien laat ons eigen onderzoek zien dat diersoorten hetzelfde sociale gedrag vertonen als mensen (1). Dieren, zoals bonobo’s, honden of eksters, spiegelen immers emotie, verlenen spontaan hulpgedrag en sluiten vriendschappen (2).’ 

Hier laat het voegwoord ‘immers’ zien dat we te maken hebben met een onderschikkende argumentatie. Zin (2) ondersteunt de claim van zin (1). 

9 De tekst als geheel is een voorbeeld van nevenschikkende argumentatie. De schrijver heeft enkele, verschillende argumenten die samen laten zien dat dieren wel degelijk emoties hebben.

Slide 22 - Slide

Is dit betoog sterk?
Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open question

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 19 december
Lr Leesvaardigheid 3 en 4 p. 16 en 20 (toets is op 18-1-2024)
Leesboek meenemen
Programma: fictie 2



Slide 24 - Slide