3h 26-9 H1 woordenschat en formuleren

programma
voorlezen
woordenschat H1 opdr 6 = figuurlijk taalgebruik
formuleren: startopdracht, opdracht 1 en 2
woordenschat: woordenlijst invullen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

programma
voorlezen
woordenschat H1 opdr 6 = figuurlijk taalgebruik
formuleren: startopdracht, opdracht 1 en 2
woordenschat: woordenlijst invullen

Slide 1 - Slide

Opdr 6 Figuurlijk taalgebruik
  1. zijn grenzen verleggen: nieuwe normen stellen
  2. onbegrensde mogelijkheden: onbeperkte, ruime vooruitzichten
  3. over de grens kijken: ervaringen opdoen in het buitenland
  4. met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid: bijna zeker
  5. een grensgeval zijn: iets tussen acceptabel en niet-acceptabel in zijn

Slide 2 - Slide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Er wordt precies bedoeld wat er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 3 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 4 - Quiz

Een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
ik glimlach
B
ik ben verdrietig
C
ik heb een punthoofd
D
ik zweet me dood

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 6 - Quiz

Wat gaan we doen?
  • startopdracht  H1 Formuleren (gezamenlijk)
  • uitleg theorie
  • zelfstandig werken

Slide 7 - Slide

doel
  • Ik kan zinnen correct begrenzen.

Slide 8 - Slide

startopdracht 
  1. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
  2. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Opdracht:  Geef voor beide zinnen aan welke , een . moet zijn.
                        (invullen op de volgende dia's)

Slide 9 - Slide

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Slide 10 - Open question

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Slide 11 - Open question

uitleg 
  1. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima. Gisteren gingen we zwemmen. Hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
  2. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was. We vermaakten ons prima.


Slide 12 - Slide

zinnen begrenzen
  • begin met een hoofdletter
  • eindig met een punt
  • in samengestelde zinnen: gebruik komma's, puntkomma's, dubbele punten om zinnen van elkaar te scheiden

Slide 13 - Slide

leestekens: punt
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken:

punt:      na een zelfstandige, mededelende zin
               Mijn fiets is kapot. (altijd een PV)


Slide 14 - Slide

leestekens: komma
Om twee zinnen samen te voegen tot een nieuwe (langere) zin.
Plaats van de komma:
  • tussen twee persoonsvormen: Als ik te laat kom, krijg ik straf.
  • voor verbindingswoorden (maar, omdat, want, terwijl...):
      Ik ben te laat, omdat mijn fiets kapot is.
  • voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is:                   We hebben een leuke les gehad, die lekker vlot verliep.



Slide 15 - Slide

leestekens: puntkomma
 -> Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
 -> Je mag ook een punt gebruiken.                
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie. Ik vind Nederland maar saai.


Slide 16 - Slide

leestekens: dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een opsomming, uitleg of reden vormt bij de eerste zin.

Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.




Slide 17 - Slide

fouten bij begrenzen
  • Een bijzin wordt als losse zin geschreven:
          Ik was te laat op school. Omdat mijn fietsband lek was.

  • Twee zelfstandige zinnen worden ten onrechte samengevoegd:                               In de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door                          Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.


Slide 18 - Slide

zelfstandig werken
Hoofdstuk 1 Formuleren: opdracht 1 en 2
Hoofdstuk 1 woordenschat: lijst invullen (volgende les inleveren)

Slide 19 - Slide

doel
  • Ik kan zinnen correct begrenzen;
  • Ik kan heb een overzicht van de woordenschat woorden van hoofdstuk 1.

Slide 20 - Slide