This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
H1
Zinnen correct begrenzen
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Je kan zinnen correct begrenzen.
Slide 2 - Slide
startopdracht
Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.
Opdracht: Geef voor beide zinnen aan welke , een . moet zijn.
Slide 3 - Slide
zinnen begrenzen
begin met een hoofdletter
eindig met een punt
in samengestelde zinnen: gebruik komma's, puntkomma's, dubbele punten om zinnen van elkaar te scheiden
Slide 4 - Slide
leestekens: punt
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken:
punt: na een zelfstandige, mededelende zin
Mijn fiets is kapot.
Slide 5 - Slide
leestekens: komma
Om twee zinnen samen te voegen tot een nieuwe (langere) zin.
Plaats van de komma:
tussen twee persoonsvormen: Als ik te laat kom, krijg ik straf.
voor verbindingswoorden(maar, omdat, want, terwijl...):
Ik ben te laat, omdat mijn fiets kapot is.
voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is: We hebben een leuke les gehad, die lekker vlot verliep.
Slide 6 - Slide
leestekens: puntkomma
-> Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen.
-> Je mag ook een punt gebruiken.
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie. Ik vind Nederland maar saai.
Slide 7 - Slide
leestekens: dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een opsomming, uitleg of reden vormt bij de eerste zin.
Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.
Slide 8 - Slide
fouten bij begrenzen
Een bijzin wordt als losse zin geschreven:
Ik was te laat op school. Omdat mijn fietsband lek was.
Twee zelfstandige zinnen worden ten onrechte samengevoegd: In de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.
Slide 9 - Slide
Welke uitspraak klopt over zinnen begrenzen?
A
Zet achter elke zin een punt of een vraagteken. Plaats een komma tussen persoonsvormen
B
Zet een punt voor verbindingswoorden als, doordat, want en zodra
C
Maak heel lange zinnen
D
Plaats NOOIT een komma tussen persoonsvormen
Slide 10 - Quiz
Maak hier één zin van (gebruik een voegwoord:
De leraar legde de som stap voor stap uit. De klas begreep er niets van.