Wat gaat erin, wat gaat eruit?

Wat gaat erin, wat gaat eruit?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaat erin, wat gaat eruit?

Slide 1 - Slide

Welkom, wat gaan we doen?
  • Welkom
  • Invullen beoordelingen consumeren en produceren
  • Introductie periodedoel Inkomsten en uitgaven.
  • Doelen bij dit werkdoel 
  • Instructie Wat gaat erin, wat gaat eruit?
  • Huiswerk week 9
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Day for change
  • In TEAMS of via je mail heb je feedback gekregen op je ondernemingsplan. 
  • Pas je ondernemingsplan aan voor 10 maart. 
  • Het is een PO, het is heel goed mogelijk om je cijfer op te halen!!

Slide 3 - Slide

Doelen bij dit werkdoel
Wat gaat erin, wat gaat eruit? Je weet de drie gezinsuitgaven en je kunt uitgaven indelen in:
- Dagelijkse uitgaven
- Vaste lasten
- Incidentele uitgaven
 Je weet de drie soorten inkomen en kunt inkomen indelen in:
- Inkomen uit arbeid
- Inkomen uit bezit
- Overdrachtsinkomen
 Je kunt voorbeelden noemen van de drie soorten gezinsuitgaven
 Je kunt voorbeelden noemen van de drie soorten inkomen
 Let op: er is ook indeling primair en secundair inkomen. DIE GEBRUIKEN WE NIET!

Slide 4 - Slide

6

Slide 5 - Video

01:41
Een begroting is voor
A
voor de afgelopen maand
B
Voor de komende maand
C
voor nu

Slide 6 - Quiz

02:11
De rente op je spaargeld is een voorbeeld van
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 7 - Quiz

03:00
Je telefoonabonnement is voorbeeld van....
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 8 - Quiz

03:25
Welke mogelijkheden heb je om een tekort op je begroting aan te vullen?

Slide 9 - Open question

04:41
Op welke soort uitgaven kan je het beste bezuinigen?
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 10 - Quiz

02:11
Kleedgeld is een voorbeeld van
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen

Slide 11 - Quiz

Soorten uitgaven
Incidentele uitgaven:
Uitgaven die je af en toe doet.
De aankoop van een nieuwe auto is een incidentele uitgave.
Vaste lasten:
Uitgaven die regelmatig terugkomen en steeds ongeveer even hoog zijn.
Als je een auto koopt moet je de auto verzekeren. Je betaalt de verzekeringspremie eens per half jaar of eens per jaar .
Dagelijkse uitgaven of huishoudelijk uitgaven:
Uitgaven die je heel regelmatig (bijna dagelijks of wekelijks) doet.
Als je een auto koopt, zul je moeten tanken. Het kopen van benzine reken je tot de dagelijkse uitgaven.

Slide 12 - Slide

Soorten inkomsten
1. Inkomen uit arbeid.  
loon of salaris
2. Inkomen uit bezit.
Rente op spaargeld, Winst van je bedrijf, dividend op aandelen.
3. Overdrachtsinkomen. (je krijgt het zonder tegenprestatie)
zakgeld, kleedgeld, huurtoeslag, kinderbijslag

Slide 13 - Slide

Wat wordt bedoeld met budgetteren?
A
inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
B
Inkomsten en uitgaven uit het verleden bekijken
C
Vergroten van de inkomsten
D
Verlagen van de uitgaven

Slide 14 - Quiz

Wat is een begroting?
A
een overzicht van uitgaven
B
overzicht van inkomsten
C
het op elkaar afstemmen van uitgaven en inkomsten
D
overzicht van verwachte uitgaven en inkomsten

Slide 15 - Quiz

Contributie hockey
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 16 - Quiz

Aankoop van shampoo?
A
vaste lasten
B
dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 17 - Quiz

De aanschaf van een wasmachine behoort tot de
A
dagelijkse uitgave
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 18 - Quiz

Waarom kan je moeilijk bezuinigen op vaste lasten?

Slide 19 - Open question

Aan de slag
  1. Maak de werkdoelen om te oefenen met de begrippen.
  2. Maak de examenopgave en lever deze in, in de inlevermap in Teams. Maak een Wordbestand. 
  3. Morgen bespreken we werkdoel Begroten en Budgetteren.

Slide 20 - Slide

Vaste lasten
Dagelijkse uitgaven
Incidentele uitgaven
hagelslag
huur
melk
nieuwe wasmachine
abonnement krant
Reparatie dak

Slide 21 - Drag question

Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
overdrachtsinkomen
winst van je bedrijf
loon
huurtoeslag
Rente
WW-uitkering

Slide 22 - Drag question