NN6 1TH H3 Grammatica- spelling van de persoonsvorm

Persoonsvorm in de 
Tegenwoordige Tijd (TT)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Persoonsvorm in de 
Tegenwoordige Tijd (TT)

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd  goed spellen.

Slide 2 - Slide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 3 - Open question

Schema werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik-vorm
ik werk, werk jij/ je?
ik loop, loop jij/ je?
ik-vorm + t
hij/zij/het/jij werkt
hij/zij/het/jij loopt
Hele werkwoord
wij/jullie/zij werken
wij/zij/jullie lopen

Slide 6 - Slide

Wat gaat hier mis?

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... jij dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt
C
Hij onthout
D
Hij onthoutd

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De overvaller (beroven) het gezin.
A
berooft
B
beroofd
C
beroovt
D
beroofdt

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeur

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (worden) morgen 13 jaar.
A
wort
B
word
C
wordt
D
wortd

Slide 12 - Quiz

Evaluatie
Kun jij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?


Slide 13 - Slide

Kun jij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll