HV2O Naamwoordelijk gezegde

Welkom!
Ga lekker zitten en log vast in in de LessonUp.

Leg daarna je telefoon omgekeerd op tafel.

Pak ook een pen, schrift en je lesboek.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga lekker zitten en log vast in in de LessonUp.

Leg daarna je telefoon omgekeerd op tafel.

Pak ook een pen, schrift en je lesboek.

Slide 1 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.

Planning van de les:
- korte herhaling zinsdelen
- theoriefilmpje naamwoordelijk gezegde + verdere uitleg
- oefeningen maken

Slide 2 - Slide

Noteer in je schrift
Hoe vind je:
  • pv
  • wg
  • ow
  • lv
  • mv
  • bwb

Slide 3 - Slide

Noteer in je schrift
Hoe vind je:
  • pv (tijd- of getalproef)
  • wg (alle ww in een zin)
  • ow (wie/wat + wg)
  • lv (wat/wie + wg +ow)
  • mv (aan wie/ voor wie + wg + ow + lv)
  • bwb (plaats, tijd, reden, prullenbak)

Slide 4 - Slide

Theoriefilmpje

Slide 5 - Slide

Soorten zinnen
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 

Zinnen waarin iemand iets doet.
Zinnen waarin iemand iets is

Slide 6 - Slide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets doet. = werkwoordelijk gezegde

Zinnen waarin iemand iets is. = 
naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand IS

- werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord)
&
- naamwoordelijk deel
(de eigenschap)

Er is hierbij nooit een lijdend vw!!
Werkwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand DOET

bestaat uit 
alle werkwoorden uit de zin

Slide 8 - Slide

Koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen

ZWaBBeLS



      heten
      dunken
      voorkomen

Slide 9 - Slide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
Je moet bij elke zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde. Ze zitten nooit allebei in de zin. 

Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp doet iets --> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp is iets --> alle werkwoorden + naamwoorden (ZN of BN)

Slide 10 - Slide

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

Ontleden in de vaste volgorde
  • Zoek de PV
  • OW
  • WG of NG
  • LV 
  • MV
  • BWB

Slide 16 - Slide

De leerling is boos geworden.

Wat is de PV?
A
de leerling
B
is
C
boos
D
geworden

Slide 17 - Quiz

De leerling is boos geworden.

Wat is het OW?
A
De leerling
B
is
C
boos
D
geworden

Slide 18 - Quiz

De leerling is boos geworden.

Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
A
doet iets!
B
nee, is iets!

Slide 19 - Quiz

De leerling is boos geworden.

Wat is het werkwoordelijk deel?

A
is
B
is boos
C
geworden
D
is geworden

Slide 20 - Quiz

De leerling is boos geworden.

Wat is het naamwoordelijk deel?
A
is boos
B
is boos geworden
C
boos
D
is geworden

Slide 21 - Quiz

De leerling is boos geworden.

Wat is het NG?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden

Slide 22 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 23 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 24 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
nee, naamwoordelijk!

Slide 25 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
blijft
B
blijft [een moeilijk onderdeel voor veel leerlingen]
C
blijft [voor veel leerlingen]
D
blijft [een moeilijk onderdeel]

Slide 26 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 27 - Quiz

Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.

Slide 28 - Open question

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Sophie bleef na de les nog even zitten.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 29 - Quiz

Noteer het WG van de zin
'Sophie bleef na de les nog even zitten.'

Slide 30 - Open question

LAATSTE
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

De moestuin is een grote puinhoop geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 31 - Quiz

Noteer het NG van de zin
'De moestuin is een grote puinhoop geworden.'

Slide 32 - Open question

Ik ken het verschil tussen een DOE-zin en een ZIJN-zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Ik ken het verschil tussen een WG en een NG.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik kan een NG herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan zelf een zin met een NG bedenken.
Probeer het maar in je schrift!
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Zelf aan de slag hv2o
Wat?        opdracht 1 t/m 4 blz. 61
Tijd?         20 minuten ZF (ZS als niet voldoende rust)
Vraag?     steek je vinger op
Klaar?      ga verder met opdr 1 t/m 4 blz. 93
Ook klaar? ga lezen in je leesboek

Let op: volgende les SO hierover!

timer
20:00

Slide 37 - Slide