In der Küche steht (een) _ein_ Kühlschrank (m). (In de keuken staat een koelkast)
ontleden:
werkwoorden: steht
onderwerp: ein Kühlschrank (wie/wat + steht) = 1e naamval
lijdend voorwerp: is er niet
Hij/hem regel:
In de keuken staat hij (1e nv) -> Hij staat in de keuken.