Opgave 4 (vervolg)
b. m
0 = 10 g. t = 10 min = 600 s. Na 600/15 = 40 x de halveringstijd zijn we van 0 naar 600 s gegaan. Hoeveel is er dan nog van de 10 g over?
10 → 5 → 2,5 → 1,25 → 0,625 → 0,3125 → 0,15625 →0,078125 → 0,0390625 → 0,01953... →0,009765... → 0,004882... → 0,002441... → 0,001220... → 0,0006103... → 0,0003051... → 0,0001525... → 0,00007629... → 0,00003814... → 0,00001907... → en dan nog 20x door... kom je uit op 9,1·10-12 g.
Je kan het ook direct uitrekenen: