Gesprekken A1 (oefenen)

Gesprekken A1 (oefenen)
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with text slides.

Items in this lesson

Gesprekken A1 (oefenen)

Slide 1 - Slide

 op school, op straat, bij de bakker, bij de buren
Je kent een paar korte zinnen die je kan zeggen, 
op school, op straat, bij de buren of bij de bakker.

Slide 2 - Slide

Op straat
Je loopt op straat. 
Je zoekt het station. 
Je ziet een man.

Wat vraag je?
Meneer, mag ik iets vragen? 
Ik zoek het station. 
Waar is het station?

Slide 3 - Slide

Op school
Je bent op school. 
Een andere leerling is jarig.

Wat zeg je dan?


Hartelijk gefeliciteerd.

Slide 4 - Slide

Op school
Je vriend gaat morgen
examen doen.

Wat zeg je?


Veel succes!

Slide 5 - Slide

Op straat
Je loopt op straat. 
Je wilt weten hoe laat het is.
Je ziet een man.

Wat vraag je aan de man?




Meneer, weet u hoe laat het is?

Slide 6 - Slide

Op school
Je luistert naar de docent. 
Ze praat heel erg snel.
Je begrijpt haar niet.

Wat zeg je?






Sorry, kan je wat langzamer praten?

Slide 7 - Slide

Bij de bakker
Je bent bij de bakker. 
Je wilt 5 bruine broodjes.

De bakker vraagt: ‘Wie is er aan de beurt?’
Wat zeg je?








Ik ben aan de beurt.
Ik wil graag 5 bruine broodjes.

Slide 8 - Slide

Bij de buren.
Je drinkt een kopje koffie bij de buurman.
Hij vraagt: ‘Wat wil je in de koffie?’
Wat zeg je?








Een beetje melk en suiker graag.

Slide 9 - Slide

In de supermarkt
Je kent een paar korte zinnen die je kan zeggen, 
in de supermarkt.

Slide 10 - Slide

In de supermarkt
Je wilt een fles ketchup pakken. 
Maar de fles staat te hoog.
Er komt een lange man.

Wat vraag je aan de man?










Wilt u even helpen? 
Ik heb ketchup nodig, maar ik kan er niet bij.

Slide 11 - Slide

In de supermarkt
Je staat in de rij voor de kassa. 
Dan gaat een man zo maar vóór je staan. 
Je bent een beetje boos.

Wat zeg je?










Hé sorry, u moet achter aansluiten.

Slide 12 - Slide

In de supermarkt
Je loopt in de supermarkt. 
Voor je staan 2 vrouwen te praten.
Je kunt er niet door.

Wat vraag je?











Mag ik er even langs?

Slide 13 - Slide

In de supermarkt
Je staat bij de kassa. 
De vrouw achter de kassa vraagt: 
Heb je een bonuskaart?’
Wat zeg je?












Ja, alsjeblieft.

Slide 14 - Slide

In de supermarkt
Je staat bij de kassa. 
De vrouw achter de kassa vraagt: 
Heb je een bonuskaart?’
Wat zeg je?












Ja, alsjeblieft.

Slide 15 - Slide

In de kledingwinkel
Je kent een paar korte zinnen die je kan zeggen, 
in de kledingwinkel.

Slide 16 - Slide

In de kledingwinkel
Je hebt een broek gekocht, maar hij is te klein.
Je gaat terug naar de winkel.

Wat zeg je?
Goedemorgen. Deze broek is te klein.
Mag ik hem ruilen?

Slide 17 - Slide

In de kledingwinkel
Je loopt een kledingzaak binnen.
De verkoopster vraagt: "Kan ik u helpen?"

Wat zeg je dan?


Ja, ik zoek een spijkerbroek.

Slide 18 - Slide

In de kledingwinkel
Je ziet een mooie trui, maar hij is groen.
Je wilt liever een andere kleur.

Wat vraag je aan de verkoper?




Heeft u ook een andere kleur?

Slide 19 - Slide

In de kledingwinkel
Je hebt een mooi paar schoenen gepast, 
maar ze zijn te klein.

Wat vraag je?
Heeft u deze schoenen ook in maat 39?

Slide 20 - Slide

In de kledingwinkel
Op het raam van de winkel staat:
"Uitverkoop - alles met 25% korting!"
Je koopt een jurk, maar je krijgt geen korting.

Wat zeg je?
Krijg ik ook korting?

Slide 21 - Slide

In de kledingwinkel
Je vriendin past twee blouses. 
De eerste blouse was mooi.
Nu laat ze de tweede blouse zien. 
Ze vraagt aan jou: ‘Hoe staat deze blouse mij?’ 
Je vindt het niet mooi.
Wat zeg je?


Hmmmm, ....de eerste staat je mooier. 

Slide 22 - Slide

In de kledingwinkel
Je hebt een pak gekocht, 
maar het zit niet lekker.
Je gaat terug om te ruilen.

Wat zeg je?
Goedemiddag. Ik wil dit pak graag ruilen, want het zit niet goed. 

Slide 23 - Slide

gezondheid
Je kent een paar korte zinnen die je kan zeggen, 
als iemand ziek is of bij de dokter.

Slide 24 - Slide

gezondheid
Iemand niest.
Wat zeg je dan?


Gezondheid!

Slide 25 - Slide

gezondheid
Iemand is ziek.
Wat zeg je dan?


Beterschap!

Slide 26 - Slide

gezondheid
Iemand is dood. 
Je gaat naar de begrafenis. 
Je ziet de familie.

Wat zeg je dan?


Gecondoleerd.

Slide 27 - Slide

gezondheid
Je bent bij de dokter. 
De dokter vraag:" Wat is er aan de hand?" 

Wat zeg je dan?


Ik heb buikpijn.

Slide 28 - Slide