H4.1 Procenten en factor

Vorige les: Voorkennis H4

Lesdoel: je leert hoe je aan een factor kan zien of  het totale aantal stijgt of daalt en met hoeveel.

Zelfstandig werken
1 / 34
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vorige les: Voorkennis H4

Lesdoel: je leert hoe je aan een factor kan zien of  het totale aantal stijgt of daalt en met hoeveel.

Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

1,25
1,75
0,75
0,25
75 % erbij
25 % erbij
75% eraf
25% eraf

Slide 2 - Drag question

Procenten en factor
Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €70,-. Nu krijg je 25% korting.
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?








Prijs in euro's
70
Procenten
100
1
75

Slide 3 - Slide

Procenten en factor
Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €70,-. Nu krijg je 25% korting.
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?



70 : 100 x 75 = 52,50
Dus je moet €52,50 voor de jas betalen.




Prijs in euro's
70
52,50
Procenten
100
1
75

Slide 4 - Slide

Procenten en factor
We kunnen dit ook berekenen zonder verhoudingstabel. 

Slide 5 - Slide

Procenten en factor
We kunnen dit ook berekenen zonder verhoudingstabel. 
We willen weten wat 75% van 70€ is.

Vorige les hebben we geleerd:
procenten : 100 = factor

Slide 6 - Slide

Procenten en factor
We kunnen dit ook berekenen zonder verhoudingstabel. 
We willen weten wat 75% van 70€ is.

Vorige les hebben we geleerd:
procenten : 100 = factor

factor:  75 : 100 = 0,75

Slide 7 - Slide

Procenten en factor
We kunnen dit ook berekenen zonder verhoudingstabel. 
We willen weten wat 75% van 70€ is.

factor:  75 : 100 = 0,75

€70 x 0,75 = €52,50

Slide 8 - Slide

Procenten en factor
Dus als wij 25% korting hebben,

Slide 9 - Slide

Procenten en factor
Dus als wij 25% korting hebben,
gaat er dus 25% van de prijs af.

Slide 10 - Slide

Procenten en factor
Dus als wij 25% korting hebben,
gaat er dus 25% van de prijs af.

Dan houden wij 75% van de prijs over

Slide 11 - Slide

Procenten en factor
Dus als wij 25% korting hebben,
gaat er dus 25% van de prijs af.

Dan houden wij 75% van de prijs over
en hebben wij een factor van 
75 : 100 = 0,75

Slide 12 - Slide

Procenten en factor
Wat als het 25% meer gaat kosten?

Slide 13 - Slide

Procenten en factor
Wat als het 25% meer gaat kosten?
Dan komt er 25% bij.

Slide 14 - Slide

Procenten en factor
Wat als het 25% meer gaat kosten?
Dan komt er 25% bij.

Dan hebben wij 125% van de prijs

Slide 15 - Slide

Procenten en factor
Wat als het 25% meer gaat kosten?
Dan komt er 25% bij.

Dan hebben wij 125% van de prijs
en hebben wij een factor van
125 : 100 = 1,25

Slide 16 - Slide

1,25
1,75
0,75
0,25
75 % erbij
25 % erbij
75% eraf
25% eraf

Slide 17 - Drag question

Welke factor hoort bij
10% erbij?
A
0,10
B
0,90
C
1,10
D
1,90

Slide 18 - Quiz

Welke factor hoort bij 30% eraf?
A
0,30
B
0,70
C
1,30
D
1,70

Slide 19 - Quiz

Welke factor hoort bij 0,8% erbij?
A
0,08
B
0,8
C
1,08
D
1,008

Slide 20 - Quiz

factor × 100 = procenten

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Prijsstijging: 
procenten - 100% = stijging

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Prijsdaling:
100% - procenten = daling

Slide 28 - Slide

Hoeveel procent komt erbij of gaat eraf met een factor van 1,17?
A
17% erbij
B
17% eraf
C
83% erbij
D
83% eraf

Slide 29 - Quiz

Hoeveel procent komt erbij of gaat eraf met een factor van 0,93?
A
93% erbij
B
93% eraf
C
7% erbij
D
7% eraf

Slide 30 - Quiz

Leg je telefoon terug in de telefoontas

Slide 31 - Slide

Nu ga je zelfstandig aan het werk.
m. opg. 1 t/m 10

Slide 32 - Slide

Een ijsje kost €2,- exclusief 21% btw.
Met welke factor moet je de prijs vermenigvuldigen?
A
0,21
B
1,21
C
0,79
D
1,79

Slide 33 - Quiz

Hoeveel euro moet je nu voor het ijsje betalen? (het ijsje was €2,- en de factor was 1,21)
A
€3,21
B
€2,21
C
€0,79
D
€2,42

Slide 34 - Quiz