Ze bieden allerlei verschillende productgroepen aan als snoep, brood, groente, bloemen, melk
Een bedrijf met een smal assortiment biedt één of weinig productgroepen aan. Denk hierbij aan een schoenenwinkel.
Een bedrijf met een smal assortiment heeft vaak wel een diep assortiment. Dat betekent dat je veel verschillende producten hebt in een (paar) productgroep(en).
Slide 2 - Slide
A-merk
goede kwaliteit;
in de meeste winkels te koop;
grote bekendheid;
vaak landelijke reclame;
duur(der dan een B-merk).
Slide 3 - Slide
B-merk
in niet zo veel winkels te koop;
(iets) minder bekend dan een A-merk;
geen landelijke reclame;
goedkoper dan een A-merk.
Slide 4 - Slide
Huismerken of eigen merken
Huismerken
Een merk van een winkel met een zelfverzonnen naam.
Eigen merken
Een merk met de naam van het bedrijf.
Slide 5 - Slide
Penetratieprijs
Als je snel veel klanten wilt, kun je er voor kiezen om een lage prijs voor je product te vragen. Om toch wat te verdienen moet je wel veel producten verkopen. Doordat je een lage prijs vraagt, zullen er niet veel concurrenten komen, want voor hen is er niets te verdienen.
Slide 6 - Slide
Afroomprijs
Een groep consumenten wil altijd graag nieuwe producten hebben om indruk mee te kunnen maken. Dan kun je daar op inspelen door (bij de start) een hoge prijs te vragen. Daarna laat je de prijs steeds een beetje zakken, zodat steeds meer mensen het product willen kopen.
Slide 7 - Slide
Psychologische prijzen
Als een product bijvoorbeeld € 80,10 kost lijkt het veel duurder dan een product dat € 79,90 kost. Het scheelt maar 20 cent, maar voor het gevoel is het een stuk goedkoper. Klanten zullen dan sneller geneigd zijn om het product te kopen.
Slide 8 - Slide
Prijskortingen
Dit is een bijna altijd werkende manier. Twee voor de prijs van één of tweede gratis. Zo worden onverkoopbare artikelen toch nog verkocht.
Slide 9 - Slide
Prijsdiscriminatie
Er worden voor verschillende groepen mensen verschillende prijzen berekend. Voorbeeld: een 65+’er betaald minder voor een bezoek aan een museum dan een volwassene.
Slide 10 - Slide
Plaats
Denk aan verkoop via internet of aan supermarkten die de bestelde producten bezorgen of laten ophalen bij een ‘pickup-point’. De P van plaats gaat bijvoorbeeld ook over de plaats van de goederen in de winkel.
Waar ga je de producten verkopen: winkel, internet of nog anders? Leg ook uit waarom;
Welke ‘trucs’ wil je gebruiken om mensen (meer) bij je te laten kopen?
Slide 11 - Slide
Promotiemiddel
Met een promotiemiddel breng je de boodschap over.
Enkele voorbeelden: recensies op een website, kortingsbonnen, folder, flyer, telemarketing (klanten bellen), billboard langs de weg, bioscoopreclame, spotje op radio / tv, e-mailnieuwsbrief, like and win-acties op social media, enz.