177C deelsommen met rest

Doel
Ik kan deelsommen met rest uitrekenen in een context.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel
Ik kan deelsommen met rest uitrekenen in een context.

Slide 1 - Slide

Delen met rest
Stappen
  1. Welke deelsom haal je uit de context?
    vb. 26:5=
  2. Hoe vaak past de 5 in de 26? 
    vb. 5x5=25  5x6=30 (dat is teveel) de 5 past er 5 keer in. 
  3. Hoeveel hou je over?
    vb. 5x5=25 dat is 1 minder dan 26, dus rest 1

Slide 2 - Slide

Er staan 32 boeken in de boekenkast. 
In de elke doos passen 5 boeken. 
Hoeveel dozen kan ik vullen? Hoeveel boeken heb ik over?

Slide 3 - Slide

Samen oefenen
In de zak zitten 66 m&m's. 
Er zijn 8 kinderen om ze eerlijk over te verdelen. 
  • Hoeveel hoeveel m&m's krijgt ieder?
  • Hoeveel m&m's hou je over?

Slide 4 - Slide

Samen oefenen
Er zijn 29 knikkers. Ze worden verdeeld over 3 zakjes.
  • Hoeveel knikkers in elke zak?
  • Hoeveel knikkers over?

Slide 5 - Slide

Samen oefenen
Er zijn 44 knikkers. Ze worden verdeeld over 4 zakjes.
  • Hoeveel knikkers in elke zak?
  • Hoeveel knikkers over?

Slide 6 - Slide

Jullie oefenen
Een taart kost 5 euro per stuk. Eric heeft 29 euro.
  • Hoeveel taarten kan hij kopen?  
  • Hoeveel moet hij dan betalen? 
  • Hoeveel houdt hij over?

Slide 7 - Slide

Jullie oefenen
Een doos chocolade kost 9 euro per stuk. Vader heeft 29 euro. 
  • Hoeveel dozen chocolade kan hij kopen?  
  • Hoeveel moet hij dan betalen? 
  • Hoeveel houdt hij over?

Slide 8 - Slide

Nu jij (gebruik je wisbordje)
In de klas zitten 18 kinderen. 
De kinderen moeten groepen van 5 maken.  

Hoeveel groepjes:
Hoeveel kinderen over:

Slide 9 - Slide

Nu jij
Een kaartje voor de speeltuin kost 6 euro. Je hebt 49 euro. Voor hoeveel kinderen kan je een kaartje kopen?

Aantal kaartjes die je kunt kopen:
Hoeveel geld hou je over:

Slide 10 - Slide

Hoeveel boten?
  • In de boot passen 4 mensen. Er willen 12 mensen naar de overkant varen. Hoeveel boten zijn er nodig?
  • In de boot passen 6 mensen. Er willen 15 mensen naar de overkant varen. Hoeveel boten zijn er nodig?
  • In de boot passen 6 mensen. Er willen 19 mensen naar de overkant varen. Hoeveel boten zijn er nodig?
  • In de boot passen 7 mensen. Er willen 38 mensen naar de overkant varen. Hoeveel boten zijn er nodig?

Slide 11 - Slide

In de boot passen 4 mensen. Er willen 12 mensen naar de overkant varen. Hoeveel boten zijn er nodig?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quiz

In de boot passen 6 mensen. Er willen 15 mensen naar de overkant varen. Hoeveel boten zijn er nodig?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quiz

38:7=
A
5 rest 3
B
4 rest 10
C
6 rest 0
D
7 rest 2

Slide 14 - Quiz

49:6=
A
8 rest 3
B
7 rest 7
C
7 rest 1
D
8 rest 1

Slide 15 - Quiz

Ik heb in deze les geleerd:

Slide 16 - Open question

Blok 2 week 3 les 2
Maak opgave 1 en 2



Klaar? 
Werk aan je persoonlijke leerdoelen (zie doelenblad)
Of werk aan verhaalsommen op www.redactiesommen.nl

Slide 17 - Slide

Gooi de dobbelsteen!
Wat was het doel?                                                                     Wat was het doel?

Hoe ging het samenwerken?                                               Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                Wat lukte goed?

Slide 18 - Slide