Histoire de la Littérature française : Le Classicisme 1650 - 1715

Onderwijs en Scholing van de middeleeuwen tot het einde van de Renaissance
Dat zoveel mogelijk jongens onderwijs moesten genieten was iets dat door Karel de Grote was ingesteld. Hoewel middeleeuwse kloosterscholen goed bezocht werden, konden echter lang niet alle jongens naar school. De middeleeuwse kloosters lagen zo ver uit elkaar dat kinderen soms te ver moesten lopen. Bovendien waren de meeste jongens thuis nodig om hun ouders te helpen om de dagelijkse kost te verdienen.
 Vóór 1300 werden scholen alleen gesticht en beheerd door kerken en kloosters. In de veertiende eeuw kwam daar verandering in. In verschillende steden en dorpen werden onafhankelijke scholen opgericht en ook meisjes werden tot het onderwijs toegelaten.
Door de groei van de bevolking en vooral ook door de opkomende handel, begonnen mensen andere dingen belangrijk te vinden dan het leren lezen van de bijbel. Mensen wilden vakken leren waar je in het dagelijks leven iets aan hebt, zoals het schrijven van brieven of het leren van een vreemde taal. 
Onder invloed van de behoefte aan kennis van de humanisten werd er gepleit voor onderwijs aan meisjes, lesgeven in de moedertaal om het onderwijs toegankelijker te maken en voor een overheid die het schoolgaan van kinderen zou stimuleren. Vandaar dat onderwijs en opvoeding in Renaissancetijd veel aandacht lreeg en er veel over werd geschreven, zoals in Les Essais de Montaigne, maar ook in het werk van van de vroege Renaissanceschrijver Rabelais.
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Onderwijs en Scholing van de middeleeuwen tot het einde van de Renaissance
Dat zoveel mogelijk jongens onderwijs moesten genieten was iets dat door Karel de Grote was ingesteld. Hoewel middeleeuwse kloosterscholen goed bezocht werden, konden echter lang niet alle jongens naar school. De middeleeuwse kloosters lagen zo ver uit elkaar dat kinderen soms te ver moesten lopen. Bovendien waren de meeste jongens thuis nodig om hun ouders te helpen om de dagelijkse kost te verdienen.
 Vóór 1300 werden scholen alleen gesticht en beheerd door kerken en kloosters. In de veertiende eeuw kwam daar verandering in. In verschillende steden en dorpen werden onafhankelijke scholen opgericht en ook meisjes werden tot het onderwijs toegelaten.
Door de groei van de bevolking en vooral ook door de opkomende handel, begonnen mensen andere dingen belangrijk te vinden dan het leren lezen van de bijbel. Mensen wilden vakken leren waar je in het dagelijks leven iets aan hebt, zoals het schrijven van brieven of het leren van een vreemde taal. 
Onder invloed van de behoefte aan kennis van de humanisten werd er gepleit voor onderwijs aan meisjes, lesgeven in de moedertaal om het onderwijs toegankelijker te maken en voor een overheid die het schoolgaan van kinderen zou stimuleren. Vandaar dat onderwijs en opvoeding in Renaissancetijd veel aandacht lreeg en er veel over werd geschreven, zoals in Les Essais de Montaigne, maar ook in het werk van van de vroege Renaissanceschrijver Rabelais.

Slide 1 - Slide

Le Classicisme
ook wel Le Grand Siècle 
Het Classicisme staat en valt met de regeerperiode van Louis de Veertiende (1643-1715). We waren in de Renaissance gebleven bij Lodewijk de XIII van het Huis Valois die in 1629 een einde maakte aan de godsdienstoorlogen van de Renaissanceperiode met de Vrede van Alais. 
 Het huis Valois verloor zijn aanspraak op de Franse troon in 1589 en werd opgevolgd door het huis Bourbon. 

Louis quatorze (XIV) , Roi Soleil et Roi de France was een telg uit het Huis Bourbon.
Het Franse rijk was het grootst in omvang onder de regeerperioden van Charlemagne, Louis XIV en (later) Napoléon I.

Slide 2 - Slide

Louis XIV
Louis XIV of Lodewijk de veertiende verloor zijn vader (Louis XIII) toen hij 4 jaar was. Hij werd dus al jong koning waardoor zijn moeder Anne d'Autriche (Anna van Oostenrijk) samen met Kardinaal Mazarin het regentschap kregen zolang Louis minderjarig was.

Slide 3 - Slide

Leerdoel 1 - Het Classicisme
Aan het einde van dit eerste deel kun je 

  • uitleggen wat de begrippen absolute monarchie (une monarchie absolue) en absolute macht (le pouvoir absolu) betekenen en je kunt vertellen hoe de abslote monarchie van Lodewijk de XIV/Louis XIV tot stand is gekomen. 
  • Je kunt je uitleg koppelen aan zijn beroemde uitspraak : L'État, c'est moi! en aan het feit dat hij de zonnekoning werd genoemd.

Slide 4 - Slide

La Fronde
Tijdens zijn jonge jaren raakt Lodewijk de veertiende getraumatiseerd door de gebeurtenissen rondom La Fronde: een heftige opstand van de adel en het Franse parlement die de koninklijke autoriteit betwisten. De opstand wordt bedwongen, maar de nog jonge Louis voelt zich niet meer veilig in het Louvre in Parijs dat op dat moment fungeert als koninklijk paleis. Wanneer kardinaal Mazarin overlijdt in 1661 besluit de jonge koning Lodewijk om het bestuur van het land niet meer toe te vertrouwen aan de adel en het parlement : Hij gaat het zelf doen!

Slide 5 - Slide

une monarchie absolue basé sur le droit divin
In 1665 stuurt Louis tijdens een parlementsvergadering het voltallige parlement naar huis met de woorden L'État, c'est moi! De staat, dat ben ik! 

Louis XIV gelooft in het principe van une monarchie de droit divin : hij beschouwt de koninklijke macht als door god gegeven en zichzelf als de vertegenwoordiger van god op aarde. Alles draait dus om hem zoals de planeten om de zon. Dat maakt hij nog eens extra duidelijk door tijdens een dansvoorstelling op Versailles (hij was dol op ballet) uit het podium te verrijzen in een gouden pak getooid met een kap op zijn hoofd waaruit zonnestralen staken. Nu begrijp je waarom hij ook wel Le Roi Soleil wordt genoemd. 

We noemen de monarchie van Louis XIV een absolute monarchie. De koning bezat een pouvoir absolu (absolute macht).
Hij bezat de politieke macht, de wetgevende macht én de macht over het leger. Het was de koning die  bepaalde wat goed en fout was, de koning die bepaalde wat mooi en lelijk was en  dus ook de koning die bepaalde wat er geschreven en gelezen mocht worden.

Slide 6 - Slide

Nicolas Fouquet
Nicolas Fouquet was minister van financiën onder Lodewijk de veertiende én de rijkste man van Frankrijk . Zo rijk zelfs dat hij een schitterend kasteel voor zichzelf liet bouwen (het paleis Vaux-le-Vicomte). Hij liet het kasteel bouwen door de modernste architecten van zijn tijd. Louis Le Vau was de architect die de bouwwerken verzorgde; Charles Le Brun zorgde voor de binnenhuisdecoratie en André Le Nôtre ontwierp de tuinen met de indrukwekkende fonteinen. Dit trio zorgde voor furore in de artistieke wereld.

Toen de koning besloot om een kijkje te gaan nemen op Vaux-le-Vicomte gaf Nicolas Fouquet een feest dat zijn weerga niet kende. Koning Lodewijk was zo jaloers op alles wat hij zag dat hij Fouquet al zijn bezittingen afnam en hem voor de rest van zijn leven in het gevang liet gooien.  Zijn (tuin)architecten huurde hij in om zijn Château de Versailles te laten bouwen naar het voorbeeld van Vaux-le-Vicomte. In het Louvre had hij immers geen gelukkige jeugd beleefd. Le château de Versailles wordt het mooiste en grootste kasteel van Europa. Geen ander paleis kon zich meten met dat van Lodewijk, noch in omvang, noch in pracht.

Slide 7 - Slide

le château de Versailles
Koning Lodewijk verhuist met zijn hele hofhouding van het Louvre naar Versailles. Het bestuur van hun landerijen en eigendommen liet de hofadel over aan anderen.

Door zich dagelijks te omringen met de adel die aan het koninklijk hof leefde zorgde Lodewijk ervoor dat hij de adel goed in de gaten kon houden en dat ze geen ruimte kregen om ongewenste plannen te smeden. Denk weer even aan La Fronde die hem zoveel angst had ingeboezemd.

Intussen hadden ze ook veel plezier aan het hof. Ze werden namelijk uitstekend vermaakt. Lodewijk deed er alles aan om opzien te baren. Hij gaf de beste feesten; in heel Europa werden de boekjes verslonden waarin ze stonden beschreven. Alles wat op Versailles gebeurde werd in de rest van de wereld beshcouwd als toonaangevend. Een eeuw later waren vorsten overal in Europa nog bezig imitaties op te trekken. De muziek aan zijn hof, de toneelkunst, bouwstijl, Franse taal – op bijna elk gebied werd Lodewijk door zijn tijdgenoten gezien als de alleenheerser over de goede smaak.”

Slide 8 - Slide

Retour au catholicisme
Le grand siècle of de periode van het Classicisme wordtbeschouwd als de gouden eeuw van Frankrijk. Lodewijk de veertiende zorgde ervoor dat Frankrijk in heel Europa op de kaart kwam te staan. 
En ook binnenslands had hij de touwtjes stevig in handen. Om ervoor te zorgen dat er geen communicatieve misverstanden konden ontstaan tussen de vorst en zijn onderdanen zorgde hij ervoor dat Frankrijk slechts 1 godsdienst en 1 taal kende. Het protestantisme werd in de ban gedaan en onderwijs mocht uitsluitend gegeven worden door katholieke onderwijzers. Voor wat betreft de taal maakte hij dankbaar gebruik van de reeds bestaande Académie française.

Slide 9 - Slide

l'Académie française 
De taak van de Académie française was eenheid in de Franse taal te creëren, grammaticaregels op te stellen en de Franse taal zuiver en begrijpelijk voor allen te maken. 
Men begon met het maken van een woordenboek, Dictionnaire de l'Académie française, dat een normbepalende functie moest krijgen. De eerste versie van dit woordenboek werd uitgegeven in 1694.
De Académie bestaat heden ten dage nog steeds en heeft twee functies: 
het toezien op de woordenschat en de grammatica van het Frans en het bevorderen van het gebruik van het Frans wereldwijd. Dit laatste doet men onder meer door het jaarlijks toekennen van ongeveer 60 literaire prijzen, waaronder de Prix de l'Académie française. 
De Académie is een zeer prestigieus instituut en heeft 40 leden.

Slide 10 - Slide

Het einde van een tijdperk

Tegen het einde van de 17e eeuw keerde het lot zich echter tegen Lodewijk. In 1683 kwam zijn raadsheer en vertrouweling Colbert te overlijden, en daarnaast werden de Europese mogendheden zich steeds meer bewust van het gevaar van een te machtig Frankrijk. Maar liefst zeven landen keerden zich in 1688 tegen Frankrijk nadat Lodewijk had geprobeerd aanspraak te maken op de Palts, een gebied in het zuiden van Duitsland, met de Negenjarige Oorlog tot gevolg (1688-1697). Eenzelfde resultaat volgde toen hij in 1700 probeerde zijn kleinzoon op de Spaanse troon te zetten, wat resulteerde in de Spaanse successieoorlog (1701-1713).

Tegen het einde van ’de heerschappij van Lodewijk stond Frankrijk als gevolg van deze conflicten dan ook aan de economische afgrond. De belastingdruk was veel te hoog, de bevolking was ontevreden en de luxe van het koninklijke Versailles stak schril af tegen de armoede van het platteland. Lodewijk zag zelf ook in dat het mis was gegaan, maar verontschuldigde zich met de uitspraak “Oorlogvoeren was mijn passie”. De Zonnekoning Lodewijk XIV stierf op 1 september 1715, vier dagen voor zijn 77ste verjaardag. Volgens de overlevering waren zijn laatste woorden gericht aan de treurende hovelingen rond zijn sterfbed: “Waarom huilen jullie, dachten jullie dat ik onsterfelijk was?”



Slide 11 - Slide

Leerdoel 2
Na het volgende deel kun je vertellen
  • welke literaire genres tijdens de periode van het Classicisme populair waren en aan welke regels ze moesten voldoen (Plaire et Instruire, La Vraisemblance, La Bienséance en De drie eenheden).
  • Ook kun je de belangrijkste vertegenwoordigers noemen van deze verschillende genres.

Slide 12 - Slide

Het principe van Plaire et Instruire
Net als tijdens de Renaissance is de klassieke oudheid ook tijdens het Classicisme nog steeds normatief als het gaat om het nastreven van de hoogste vorm van schoonheid en goede smaak. 
Het principe van Plaire et Instruire vormde de gulden regel : om het publiek te kunnen bereiken moesten literatuur en theater het publiek vermaken (plaire), maar tegelijkertijd hadden literatuur en theater tot taak om het publiek te onderwijzen in gewenst gedrag (instruire) door ongewenst gedrag in een kwaad daglicht te stellen.

Slide 13 - Slide

het principe van La vraisemblance
Binnen de Franse literatuur wordt de classicistische periode als een van de belangrijkste beschouwd, en dan vooral de jaren 1660-1680, met schrijvers als Molière, Corneille en Racine. De classicisten hanteerden een eenvoudig en duidelijk regelsysteem waar alle literaire werken, en dan met name theaterstukken, aan moesten voldoen.
De classicisten streefden ernaar om een zo realistisch mogelijk beeld van de werkelijkheid te schilderen in hun werken en daarbij mocht de vorm niet verstorend werken. 
De basisprincipes van het classicisme worden door Nicolas Boileau uiteen gezet in zijn werk L'art poétique. Bijna alle voorschriften voor classicistische literatuur komen voort uit het principe van vraisemblance (gelijkenis aan de werkelijkheid), wat het streven naar een realistische beschrijving verwoordt.

Slide 14 - Slide

Thematiek
Hoewel de classicistische auteurs een zo doorzichtig en eenvoudig mogelijke schrijfstijl probeerden te hanteren, betekent dat niet dat de thematiek ook zo simpel mogelijk diende te zijn. 
Integendeel: veelal is er sprake van een complexe thematiek, die door eenvoudig taalgebruik snel begrijpelijk voor de lezer/toeschouwer gemaakt werd. Zo laten classicistische personages zich vaak leven door hun passies en zitten zij gevangen in een bepaald soort dwangmatig gedrag, dat door de schrijver op eenvoudige wijze beschreven wordt. Een aantal goede voorbeelden vindt men terug in de satirische werken van Molière, zoals: Tartuffe, L'École des femmes, Le Misanthrope (de mensenhater), Le malade imaginaire (De ingebeelde zieke) en L'avare (De vrek).

Slide 15 - Slide

De vorm : de drie eenheden
Een classicistisch theaterstuk dient aan drie belangrijke zaken te voldoen, de zogenaamde drie eenheden:

1. de eenheid van actie: een (theater)stuk dient 1 enkele intrige te omschrijven, alles wat er in het stuk gebeurt dient te maken te hebben met de ontwikkeling van één en hetzelfde plot en de ontknoping daarvan.
2. de eenheid van tijd: alle actie beschreven in het stuk dient zich binnen een tijdsbestek van maximaal 24 uur af te spelen.
3. de eenheid van plaats: het gehele stuk dient zich op een enkele plek af te spelen.
Deze eenheden dienen gerespecteerd te worden vanwege twee belangrijke redenen. In de eerste plaats omdat het ten goede komt aan de gelijkenis met de werkelijkheid, en in de tweede plaats om te vermijden dat de vorm afleidt van het verhaal.




Slide 16 - Slide

Het principe van La bienséance
Naast de drie eenheden dienen alle stukken aan het principe van la bienséance (wellevendheid, hoffelijkheid, kuisheid) te voldoen. Dat betekent dat gewelddadige of intieme scènes niet worden getoond, maar worden naverteld door een personage.

Slide 17 - Slide

La tragédie et la Comédie
Een classicistische tragedie diende zich af te spelen in vijf bedrijven, 
een komedie in drie of vijf.

Molière is de grootste Komedieschrijver van zijn tijd. Koning Lodewijk is dol op de satirische komedies van Molière. Hij neemt het toneelgezelschap van Molière (la Troupe du Roi) persoonlijk onder zijn hoede en de groep treedt regelmatig op tijdens feesten en partijen op Versailles.
Jean Racine is de belangrijkste Tragedieschrijver van het Classicisme en Phèdre is zijn belangrijkste werk. Tragedieschrijvers putten uit de Griekse mythologie om gestalte te geven aan hun tragediepersonnages.

Slide 18 - Slide

Zeer beperkte waardering voor Proza
Proza werd door het classicisme verworpen als zijnde een kunstvorm die per definitie in strijd was met de vraisemblance en vooral met de bienséance. 

De enige schrijfster die voor deze periode aanvaardbare proza schreef was Madame de La Fayette, van wie het bekendste werk De prinses van Clèves is. Dit werk wordt als een van de eerste psychologische romans in de Franse literatuur beschouwd. Daarnaast worden ook de brieven van Madame de Sévigné aan haar dochter waarin zij in de vorm van anekdotes alle indrukken en waargebeurde gebeurtenissen beschrijft[1] vanwege hun spontane toon als typerend voor het Frans classicisme beschouwd.

Slide 19 - Slide

Les Fables de la Fontaine
Jean de la Fontaines mecaenas was Nicolas Fouquet in beter tijden. Het was in die tijd heel gebruikelijk dat kunstenaars een meceanas hadden die hen graag ter meerdere eer en glorie van zichzelf onderhielden. Toen Fouquet in 1661 in ongenade viel bij de koning, bleef La Fontaine zijn broodheer verdedigen. Hij schreef diergedichten geïnspireerd op de Fabels van Aesopus. De Fabels van Aesopus is een verzameling van fabels die toegeschreven worden aan de Griekse dichter Aesopus (ca. 620-560 v.Chr.). Zijn verhalen zijn bekend om de dieren die zich gedragen als mensen (personificatie). De fabels van de Romeinse dichter Phaedrus en van de 17e-eeuwse Franse dichter La Fontaine zijn voor een groot deel op de fabels van Aesopus gebaseerd. Jean de la Fontaine gebruikte zijn fabels om zijn kritiek op de absolute monarchie te uiten en zijn ongenoegen over het onrecht dat zijn mecaenas Nicolas Fouquet was aangedaan. Hijzelf was daardoor in financiële moeilijkheden gekomen.

Slide 20 - Slide

Opdrachten maken Classicisme
  • 1 (van 3) opdracht van Jean de la Fontaine uit
  • Maak de opdracht die gaat over een komedie van Molière
  • Maak de opdracht die gaat over het werk Phèdre van Jean Racine

Einde van deze week (vrijdag) moeten alle opdrachten ingeleverd zijn. Donderdag in de les kun je hier nog aan werken.

Slide 21 - Slide