lesson 2

Unit 5 - lesson 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 5 - lesson 2

Slide 1 - Slide

Plan of today
  • What did we learn last time
  • Learning goal of today 
  • Instruction 
  • Get to work  
  • Look at your previous tests (if you work well and if there's still time!!! otherwise tomorrow)
  • Evaluation

Slide 2 - Slide

Use the present continuous (happening right now):

(walk) She ....... to school at the moment.
A
is walking
B
are walking
C
walks

Slide 3 - Quiz

Use the present continuous:

(drink) We ........ some tea.

Slide 4 - Open question

Use the present simple:
(pass) She .... him the salt before dinner every night.

Slide 5 - Open question

Translate to English:
snijden

Slide 6 - Open question

Translate to English:
opvrolijken

Slide 7 - Open question

Learning Goal
What is the learning goal of today?
  • I can explain the difference between present continuous and present simple.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen de present continuous en present simple.

What do you know about the learning goal? 


How are we going to reach the learning goal? 
  • You will follow an instruction (7-8 minutes)
  • You will work on the workbook exercises (15 minutes)

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je...
... de present simple?

Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je...
... de present simple?
  • Feit
  • Regelmaat

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je...
... de present simple?
  • als iets altijd, nooit, of regelmatig gebeurt.

.. de present continuous?

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je...
... de present simple?
  • als iets altijd, nooit, of regelmatig gebeurt.

.. de present continuous?
  • als iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 12 - Slide

Present simple VS. Present continuous
I am cutting onions now.
I often cut onions.                   

Welke gebruikt de present simple?
Hoe zie je dat?
Welke gebruikt de present continuous?
Hoe zie je dat?


Slide 13 - Slide

Present simple

Dit gebruik je als in de zin duidelijk is dat het altijd, nooit of regelmatig gebeurt. 
  • Let op woorden als always, often, every, ...

Regel:
  • he/she/it/1 persoon/1 object = werkwoord +s
  • I/you/we/they = werkwoord

(walk)          She often ......... to school alone.
                       She often walks to school alone.
Present continuous

Dit gebruik je als in de zin duidelijk is dat het op dit moment aan de gang is.
  • Let op woorden als now, at the moment, ...

Regel:
  • am / are / is + werkwoord + -ing



( walk)     She ..... to school at the moment.
                   She is walking to school at the                                    moment.

Slide 14 - Slide

Use the present simple or present continuous:

(draw) We often ............ cartoons.
A
draw
B
are drawing

Slide 15 - Quiz

Use the present simple or present continuous:

(order) They ...... a new car on the phone, so they're too busy.

Slide 16 - Open question

Get to work!
  • Je maakt opdracht  6 t/m 10  van unit 5.

  • Bij vragen steek je je hand op in stilte. De docent komt je helpen.

  • Je kijkt de gemaakte opdrachten na met het antwoordenboek.

  • Als je helemaal klaar bent, doe je wat voor jezelf (lezen, tekenen, niet op  mobiel...)

Slide 17 - Slide

Toetsinzage
  • Je krijgt je toets.
  • Je blijft op je plek zitten.
  • Je steekt je vinger op als je een vraag hebt over je toets.

Slide 18 - Slide

EVALUATION
  • What went well?

  • What can go better?

  • Did we reach the learning goal?

Slide 19 - Slide