Dit gebruik je als in de zin duidelijk is dat het
elke dag/week/uur/etc gebeurt of
nooit.
Let op woorden als always, often, every, usually, never ...
Regel:
Om wie gaat het?
he/she/it/1 persoon/1 object = werkwoord +s
I/you/we/they = werkwoord
(walk) She often ......... to school alone.
She often walks to school alone.