Unit 2 - Wales


Unit 2: Wales
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson


Unit 2: Wales

Slide 1 - Slide

Lesson 1: Welsh language
Sutmae!

Slide 2 - Slide

DEZE WEEK: LESSON 2 p.52-56                                    TH2

- Bespreken / terugkoppeling SO
- Deze Week: Leesvaardigheid Formatief Donderdag

- Lesson 2: Listening ex. 1,3,4,6
- Lesson 2: Words ex 2,5,7
- Lesson 2: Past Simple Regular / Irregular verbs!

Homework:
Finish the exercises from class
Study: Past simple & irregular verbs: week 1


Slide 3 - Slide

DEZE WEEK: LESSON 2 p.52-56                                    HV2

- Bespreken / terugkoppeling SO
- Deze Week: Leesvaardigheid Formatief Donderdag

- Lesson 2: Listening ex. 1,3,4,6
- Lesson 2: Words ex 2,5,7
- Lesson 2: Past Simple Regular / Irregular verbs!

Homework:
Finish the exercises from class
Study: Past simple & irregular verbs: week 1


Slide 4 - Slide

Les 1: mevr. Schmelling
- Lesson 2: Listening ex. 1,3,4,6
- Lesson 2: Words ex 2,5,7

Les 2:
- Lesson 2: Past Simple Regular 
- Irregular verbs!

Les 3:
- Bespreken / terugkoppeling SO
- Schrijfvaardigheid Formatief



Slide 5 - Slide

England
Scotland
Ireland
Wales
Northern Ireland

Slide 6 - Drag question

What is the UK?

Slide 7 - Slide

Basic facts
- capital is Cardiff
- 3.1 million inhabitants
- bilingual: Welsh and English
Basic facts
- capital is Cardiff
- 3.1 million inhabitants
- bilingual
- Highest mountain in the UK
- 10 million sheep 

Slide 8 - Slide

6

Slide 9 - Video

00:48
Waar kan je de meeste steden vinden?

Slide 10 - Open question

01:10
Wat is een belangrijk symbool van Wales?

Slide 11 - Open question

01:30
Waarom is de prei een nationaal symbool van Wales?

Slide 12 - Open question

01:45
Waarom werd de narcis een symbool van Wales?

Slide 13 - Open question

02:03
Er zijn:
A
meer mensen dan schapen in Wales
B
meer schapen dan mensen in Wales
C
evenveel mensen als schapen in Wales

Slide 14 - Quiz

03:19
Hoeveel talen spreken ze in Wales?

Slide 15 - Open question

Did your know?
Wales produced quite a few famous writers:

  • Beatrix Potter
  • C.S. Lewis
  • Roald Dahl
  • Philip Pullman


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wales 
  • Mining
What does that mean? 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Les 1: mevr. Schmelling
- Lesson 2: Listening ex. 1,3,4,6
- Lesson 2: Words ex 2,5,7

Les 2:
- Lesson 2: Past Simple Regular 
- Irregular verbs!

Les 3:
- Bespreken / terugkoppeling SO
- Schrijfvaardigheid Formatief



Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Past simple: gebruik
Je gebruikt de past simple wanneer iets in het verleden gebeurd is of als er een tijdsbepaling in de verleden tijd in staat. 

  • I worked at the supermarket last year. 
  • Benny played the guitar when he was younger.

Slide 23 - Slide

Past simple: Vorm
  • I worked at the supermarket last year
  • Benny played the guitar when he was younger.

Regel: Bij de past simple zet je -ed achter het werkwoord om de zin in de verleden tijd te zetten. 

Slide 24 - Slide

Past Simple: Exceptions
Click on the icon next to each sentence to see the exception. 

My rabbit died yesterday. 
You tried to bake a cake. 
Putin banned many things in Russia. 
We travelled to Amsterdam by train.
The soldiers fought in World War II. 
Wanneer een werkwoord eindigt op een "-e", zet je er alleen een '-d' achter. 
Wanneer een werkwoord eindigt op een "medeklinker + -y", vervang je "-y" voor "-ied". (try - tried, cry - cried, deny - denied)
Wanneer een werkwoord eindigt op een "korte klinker + medeklinker", verdubbel je de medeklinker en plak je er dan "-ed" achter. 
Wanneer een werkwoord meerdere lettergrepen heeft en eindigt in een '-L', verdubbel je de "-L" en zet je er dan '-ed" achter. 
Bij 'irregular verbs' (onregelmatige werkwoorden) vervoeg je het werkwoord altijd op een unieke manier naar de verleden tijd. 

Slide 25 - Slide

Past simple = verleden tijd
Past simple regular verbs:
  • Bij regelmatige werkwoorden in de past simple zet je -ed achter de stam. 
  • Uitzonderingen: Er zijn 4 uitzonderingen waarbij je niet zomaar '-ed' achter de stam kan plakken. 

Past simple irregular verbs:
  • Bij onregelmatige werkwoorden in de past simple vervoeg je elk werkwoord op een andere manier. 
  • Uitzondering: to be. Bij to be heb je 2 vormen in de verleden tijd: was/were.

Slide 26 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Let op! Bij deze werkwoorden kan je niet zomaar ed erachter plakken, ze hebben hun eigen speciale vorm.
lezen: read -> read
Kopen: buy -> bought
Rijden: drive -> drove

De lijst(en) staan op de handout (Classroom).

Slide 27 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
De onregelmatige werkwoorden zijn zeker NIET logisch.... je moet ze goed uit je hoofd leren!

He .... to school Monday (gaan) -> He went to school Monday.



Verb
Past simple
present perfect
Dutch
to go
went
gone
gaan

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

What is the capital of Wales?
A
Edinburgh
B
Bristol
C
Belfast
D
Cardiff

Slide 31 - Quiz

What creature is on the Welsh flag?
A
Unicorn
B
Bear
C
Dragon
D
Horse

Slide 32 - Quiz

There are 4 times more sheep than people in Wales.
A
True
B
False

Slide 33 - Quiz

Wales has the most castles per square miles in the world.
A
True
B
False

Slide 34 - Quiz

How many castles can still be visited in Wales?
A
208
B
427
C
741
D
927

Slide 35 - Quiz

How high is the highest mountain in Wales?
A
850 metres
B
1000 metres
C
1400 metres
D
1600 metres

Slide 36 - Quiz

How old is the Welsh language?
A
1000 years
B
4000 years
C
10.000 years
D
500 years

Slide 37 - Quiz