H4 Stoffen oefentoets

H4 Stoffen oefentoets
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 Stoffen oefentoets

Slide 1 - Slide

P - zin in een gifwijzer geeft het gevaar aan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Een stofeigenschap is een eigenschap
timer
0:30
A
waaraan je stoffen kunt herkennen
B
waar je stoffen van elkaar kunt onderscheiden
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout

Slide 3 - Quiz

Geef een andere naam voor een gevarensymbool.
timer
1:00
A
Pictogram
B
Kilogram
C
Instagram
D
Fotogram

Slide 4 - Quiz

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
timer
0:30
A
Licht ontvlambaar
B
Giftig
C
Irriterend
D
Corrosief

Slide 5 - Quiz

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
timer
0:30
A
Milieugevaarlijk
B
Giftig
C
Corrosief
D
Explosief

Slide 6 - Quiz

Waaraan kun je een oplossing herkennen?
timer
0:30
A
Een oplossing is troebel
B
Een oplossing is helder
C
Geen van beide antwoorden is goed.
D
Beide antwoorden zijn goed.

Slide 7 - Quiz

Waaraan kun je een mengsel herkennen?
timer
0:30
A
Het product bestaat uit 2 of meerdere stoffen
B
Een oplossing is helder
C
Geen van beide antwoorden is goed.
D
Beide antwoorden zijn goed.

Slide 8 - Quiz

Bij filtreren scheid je de stoffen op grond van .....
timer
0:30
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Brandbaarheid
D
Oplosbaarheid

Slide 9 - Quiz

Sleep de stofeigenschappen naar het juiste vakje
6
Stofeigenschappen
Geen stofeigenschappen
Geur
Kleur
Hoeveelheid
massa
dikte
brandbaarheid
smaak
vorm
fase

Slide 10 - Drag question

Mengsel
Zuivere stof: element
Zuivere stof: verbinding

Slide 11 - Drag question

Lucht is een zuivere stof
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

bij welke kookpunten begint en eindigt het kooktraject?
A
20 C en 100 C
B
55 C en 95C
C
20 C en 65 C
D
55 C en 65 C

Slide 13 - Quiz

Smeltpunt en kookpunt zijn stofeigenschappen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 14 - Quiz

Het kookpunt en smeltpunt van water zijn...
A
100º Celsius 0º Celsius
B
0º Celsius 100º Celsius
C
50º Celsius 0º Celsius
D
100º Celsius 50º Celsius

Slide 15 - Quiz

Wat is geen eenheid van temperatuur?
A
Graden Celcius
B
Kelvin
C
Fahrenheit
D
Thermo

Slide 16 - Quiz

Het kookpunt van een stof is 357 graden Celsius. Welke stof is dit?
A
kwik
B
alcohol
C
lood
D
benzine

Slide 17 - Quiz

Hoeveel Kelvin is 100 graden Celcius
A
0
B
373
C
173
D
273

Slide 18 - Quiz

20 graden Celcius = 293 Kelvin

Hoeveel Kelvin is 25 graden Celsius?
A
268Kelvin
B
0Kelvin
C
294Kelvin
D
298Kelvin

Slide 19 - Quiz

Welke zin is een H-zin?
A
Alvorens te gebruiken, de speciale aanwijzingen raadplegen.
B
Houder onder druk: kan openbarsten bij verhitting.
C
Koel bewaren.
D
Contact met de ogen, de huid of de kleding vermijden.

Slide 20 - Quiz

Wat staat normaal gesproken niet op het etiket van gevaarlijke stoffen?
A
Om welke stof het gaat
B
Wat de concentratie is
C
Een waarschuwing in woorden
D
Hoe je aan de stof moet ruiken

Slide 21 - Quiz

Sommige stoffen hebben eigenschappen die ze gevaarlijk maken. Zet de woorden op de juiste plaats.
Dynamiet is een stof die kan

Benzine is een stof die kan

Zoutzuur is een bijtende


exploderen
branden
stof

Slide 22 - Drag question

Groen afval
plastic afval
Klein chemisch Afval
Glas afval
rest afval
Sleepvraag

Slide 23 - Drag question

Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
  _______>
verbranding
koolstofdioxide
zuurstof
water
glucose

Slide 24 - Drag question

Adrie kookt een ei
Sanne haar fiets is aan het roesten
Bij welke leerling/leerlingen vind een chemische reactie plaats?
A
Bij adrie
B
Bij Sanne
C
Bij allebei
D
Bij geen van beide

Slide 25 - Quiz

Wat is het reactieschema van de verbranding van aardgas?
A
Aardgas + water -> zuurstof + CO2
B
Aardgas -> water + zuurstof + CO2
C
Aardgas + water + zuurstof -> CO2
D
Aardgas + zuurstof -> water + CO2

Slide 26 - Quiz

Zuivere stof of mengsel?
mengsel
zuivere stof
zuivere berglucht
zeewater
gedestilleerd water
coca-cola
zuurstof
suiker
gemalen koffie

Slide 27 - Drag question

Wat is het doel van filtreren?
A
Het bezinken van deeltjes
B
Het uittrekken van stoffen uit een mengsel
C
Het scheiden van vaste stoffen en vloeistoffen
D
Het verdampen van vloeistoffen

Slide 28 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van filtreren
A
Thee zetten
B
Koffie maken
C
Pasta afgieten
D
Het tegenhouden van gif in een gasmasker

Slide 29 - Quiz

Wat betekent KCA
A
Klein Chemisch Afval
B
Koper, Chloor en Aluminium afval
C
Kortbestaand Chemisch Afval
D
Kleine Chemische Aanwinst

Slide 30 - Quiz

Wat betekent KCA
A
Klein Chemisch Afval
B
Koper, Chloor en Aluminium afval
C
Kortbestaand Chemisch Afval
D
Kleine Chemische Aanwinst

Slide 31 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
corrosief
B
milieugevaarlijk
C
schadelijk
D
explosief

Slide 32 - Quiz

Wat is de betekenis
van dit symbool:
A
Schadelijke of irriterende stoffen
B
Giftige stoffen
C
Corrosieve stoffen
D
Gevaar voor de gezondheid

Slide 33 - Quiz

Welk pictogram is voor 'Licht ontvlambaar'?
A
B
C
D

Slide 34 - Quiz

Chemische reactie?
Water koken
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Chemische reactie?
Hout verbranden
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Chemische reactie?
Verwarmen van alcohol
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

Chemische reactie?
Suiker in thee doen
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz