Periode 1 - week 37 - H.1.5-Spelling

Werkwoordspelling
   Werkwoordspelling
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
   Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vrijdag 17 september 

Wat gaan we doen:

  • Planner Classroom
  • H.1.5-Spelling - nieuwe theorie + huiswerk
  • H.2.2-Lezen - nakijken: opdr. 7 t/m 12     

Slide 3 - Slide

H. 1.5 - Spelling
p. 31


Tegenwoordige en verleden tijd van werkwoorden


Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 

  • Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 
  • Dit geldt ook voor samengestelde zinnen met meerdere pv's

Slide 5 - Slide

Let op! 
pv ev tt: 
je hoort niet altijd of er een  -t  geschreven moet worden.

  • Ik word ziek. 
  • Jij wordt ziek. 
  • Word jij ziek? 

Slide 6 - Slide

Tip
Als je twijfelt of je een -t moet toevoegen, vervang dan het woord door lopen. 

Als je dan een -t hoort, dan schrijf je een -t achter de ik-vorm. 

Slide 7 - Slide


Quizje! 
Vul in: 
de code (linksonder in het scherm) en doe mee!
Tip: 
pak het schema erbij op pagina 18 in je boek!

Slide 8 - Slide

Is de pv juist of onjuist geschreven?
Zij word opgehaald door haar vader.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Sterk werkwoord of zwak werkwoord?
BEDENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 10 - Quiz

Sterk werkwoord of zwak werkwoord?
WENSEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 11 - Quiz

De regel van 't ex-kofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden

Slide 12 - Quiz

Zorg dat je je slaapkamer goed (opruimen), de boel (schoonhouden), en niet in conflict met je ouders (belanden)
A
schoonhoud, doofd, beland
B
schoonhoudt, doofd, beland
C
schoonhoudt, dooft, belandt
D
schoonhoud, dooft, belandt

Slide 13 - Quiz

Wat (betekenen) dit woord?
A
betekent
B
betekendt
C
betekend

Slide 14 - Quiz

"Ik (eisen) dat de locatie (veranderen)!" riep iemand.
A
eis, veranderd
B
eis, verandert
C
eis, veranderdt
D
eist, veranderd

Slide 15 - Quiz

Bestuderen: p. 31 - Schema pv tt en pv vt 

(Huis)werk
-opdrachten maken H.1.5-Spelling opdr. 1 + 3 t/m 6 
         -nakijken H. 2.2, p. 62 - opdr. 7 t/m 12

Slide 16 - Slide

Nakijken: H. 2.2, p. 62 - opdracht 7 t/m 12
Terugblik

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide


Wil je thuis extra oefenen met werkwoordspelling?

Tip: 

https://www.youtube.com/playlist?app=desktop&list=PLHhHafFcp92WN5p726P5FqXFXKEuvLv4T&fbclid=IwAR0dbn1liDfcKRvnlG5GzAUoRxrwYM3Aj5qDJ7qNWJOAgS31ipS1yPd5msI

Slide 24 - Slide

Nog wat liedjes die je helpen de regels op een andere manier te onthouden dan alleen uit een boek!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video