3h2 Frans 11/1 zke - conditionnel

Bonjour au cours de français !

3h2
le 11 janvier 2021

Au programme:
- Herhaling futur simple
- Uitleg conditionnel
- Au travail ! 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour au cours de français !

3h2
le 11 janvier 2021

Au programme:
- Herhaling futur simple
- Uitleg conditionnel
- Au travail ! 

Slide 1 - Slide

Allereerst: vragen?
- behoefte aan een extra vragenmoment?
- wat te doen met de tabel
- huiswerk online
- internetverbinding

Slide 2 - Slide

Les objectifs de ce cours
- Futur simple zit er echt goed in
- Je weet wat een conditionnel is 
- Je kunt de 6 onregelmatige werkwoorden vervoegen in de conditionnel 

Slide 3 - Slide

Le futur s.: onregelmatige ww. stam
  • Bij een aantal werkwoorden is de stam onregelmatig. Het is dus niet het hele werkwoord, maar alleen wat hier vet gedrukt staat:
  • être - je serai
  • avoir - j'aurai
  • faire - je ferai
  • aller - j'irai
  • prendre - je prendrai                           
  • venir - je viendrai

Slide 4 - Slide

Herhaling - Le futur simple - uitgangen
Werkwoorden op ir        - op er                   -op re
Je               choisirai          mangerai             prendrai
Tu               choisiras         mangeras            prendras
Il/elle/on  choisira           mangera              prendra
Nous         choisirons      mangerons         prendrons
Vous          choisirez         mangerez           prendrez
Ils                choisiront      mangeront          prendront

Slide 5 - Slide

Futur simple: Hoe ziet dat er dan uit?
Bij faire (=doen, maken) kan je in je boek zien dat de stam 'fer' is: de uitgang staat namelijk achter deze letters. 
Als je wilt weten hoe je zegt 'hij zal maken', ziet dat er zo uit:
Hij = il 
stam = fer 
uitgang bij 'il' = a
onderwerp + stam + uitgang --> il + + fer + a =       il  fera

Slide 6 - Slide

Nieuwe tijd: le conditionnel - wat is het
Gebruik je...
- Om iets beleefd uit te drukken --> zou je dat beter willen doen alsjeblieft = tu ferais
- Bij een voorwaarde                        --> áls... dan zou hij gaan = il irait
- Bij een veronderstelling               --> ik dacht dat hij zou gaan = il irait

Vertaal je met...        -->  Zou/zouden       (dus niet 'zal/zullen' zoals bij de futur simple).

Maak je door...           --> 1. zelfde manier als futur simple, maaar:
                                               2. uitgangen van imparfait


Slide 7 - Slide

Nieuwe tijd: le conditionnel - stam
  • Bij een aantal werkwoorden is de stam onregelmatig. Het is dus niet het hele werkwoord, maar alleen wat hier vet gedrukt staat:
  • être - je serais
  • avoir - j'aurais
  • faire - je ferais
  • aller - j'irais
  • prendre - je prendrais                           
  • venir - je viendrais

Slide 8 - Slide

Nieuwe tijd: le conditionnel - uitgangen
Werkwoorden op ir        - op er                   -op re
Je               choisirais         mangerais           prendrais
Tu               choisirais         mangerais           prendrais
Il/elle/on  choisirait         mangerait            prendrait
Nous         choisirions      mangerions        prendrions
Vous          choisiriez        mangeriez            prendriez
Ils                choisiraient    mangeraient       prendraient

Slide 9 - Slide

Le conditionnel - Hoe ziet dat er dan uit?
Bij faire (=doen, maken) weet je dat de stam 'fer' is. 
Als je wilt weten hoe je zegt 'hij zou maken, ziet dat er zo uit:
Hij = il 
stam = fer 
uitgang bij 'il' = ait
onderwerp + stam + uitgang --> il + + fer + ait =       il  ferait

Slide 10 - Slide

JE
TU
IL/ELLE/ON
NOUS
VOUS
ILS/ELLES
serait
irions
feraient 
prendriez
viendrais
aurais

Slide 11 - Drag question

Wat is de stam van être

Slide 12 - Open question

wat is de stam van aller

Slide 13 - Open question

wat is de stam van venir

Slide 14 - Open question

imparfait - vervoeg: faire - je
A
ferais
B
ferai
C
ferait
D
feriez

Slide 15 - Quiz

imparfait - vervoeg: être - nous
A
serait
B
seraient
C
serions
D
seriez

Slide 16 - Quiz

imparfait - vervoeg: venir - ils
A
viendrient
B
venait
C
veniraient
D
viendraient

Slide 17 - Quiz

Wat is de vertaling van:
ik zou hebben
timer
0:40

Slide 18 - Open question

Si je pouvais sortir, j' ... chez mes
A
irai
B
allerais
C
allerai
D
irais

Slide 19 - Quiz

De futur simple en de conditionnel lijken dus veel op elkaar, alleen zijn de uitgangen anders. Kan jij ze onderscheiden? ...

Slide 20 - Slide

le conditionnel présent
le futur simple 
ils mettraient 
elles mangeront
vous sortiriez
nous danserons
je serais
tu partirais
Lars écrira

Slide 21 - Drag question

Au travail!
Ga zelfstandig aan de slag met werkwoordstabellen:
1. In een wordbestand: Vul voor ieder werkwoord het rijtje van de conditionnel in, in een andere rij dan de futur simple.
avoir, être, faire, aller, prendre, venir
2. Klaar? Vul ook voor elk werkwoord de passé composé in (in een andere rij).
3. Maak ex. 6 en 7 van Bron A via de online methode

Ongeveer 5 minuten voor het eind van de les sluiten we gezamenlijk af.


Slide 22 - Slide

Over je wordbestand
1. maak een wordbestand aan en sla deze op 
2. Maak 6 tabellen aan: voor elk werkwoord 1 (zie Teams)
3. Per tabel vul je voor 1 werkwoord alle rijtjes van de conditionnel in.
4. Klaar? Vul dan ook de rijtjes van de passé composé in
5. andere lessen gaan we de tabellen aanvullen, dus bewaar deze!

Slide 23 - Slide

Hoe vervoeg ik ''vous'' met ''être''
in de conditionnel?

Slide 24 - Mind map

Vergeet niet:

Reminder van de stof voor de toets in de toetsweek:
Woordenlijst + Phrases Clés van Chapitre 3 
+ alle werkwoordstijden van de volgende werkwoorden: avoir, etre, faire, aller, prendre, venir

(présent, passé composé, imparfait, futur simple, conditionnel. Zie ook 
p. 138 van je livre de textes)

Slide 25 - Slide

Les devoirs pour mardi 12 janvier 
- vul 1 rijtjes van de tabel in (conditionnel,)
- Fais ex. 6 et 7 via de online methode
- leer voca F, herhaal voca A, B, E

- leer van ieder werkwoord de présent, futur simple en de conditionnel.


Slide 26 - Slide