Havo 4 Heb je het begrepen? Vertering (Hfdst 6)

Check vertering
Heb je het begrepen?
Enkele vragen over willekeurige onderwerpen 
van de vertering uit Hfdstk 6.
PAK JE BINAS
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Check vertering
Heb je het begrepen?
Enkele vragen over willekeurige onderwerpen 
van de vertering uit Hfdstk 6.
PAK JE BINAS

Slide 1 - Slide

Wanneer je te weinig vitaminen en mineralen binnen krijgt, krijg je ...
A
hart- en vaatziekten
B
een welvaartsziekte
C
een gebreksziekte
D
honger

Slide 2 - Quiz

De ADH-waarde geeft aan hoeveel je maximaal van een stof mag binnenkrijgen
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

De optimum pH voor het enzym tryptase is
BINAS
A
pH= 2,5
B
pH= 5,2
C
pH=6,6
D
pH=8,5

Slide 4 - Quiz

Peptase heeft een optimum-pH van 2,5. In welk deel van je verteringsstelsel komt dit enzym voor?
BINAS
A
Slokdarm
B
Speeksel
C
Alvleesklier
D
Maag

Slide 5 - Quiz

Wat kun je zeggen over de optimum-temperatuur van enzym 1?
A
Loopt tot 40 graden
B
Licht rond de 30 graden
C
Ligt tussen de 20 en 40 graden
D
begint bij zo'n 10 graden

Slide 6 - Quiz

Wat is/zijn het product van sacharase?
BINAS
A
glucose
B
glucose en galactose
C
glucose en fructose
D
sacharose

Slide 7 - Quiz

Wat dient als substraat voor nucleasen?
BINAS
A
Vetten
B
DNA
C
Celkern
D
Nucleotiden

Slide 8 - Quiz

In welke organen vindt eiwitvertering plaats?
BINAS
A
maag, twaalfvingerige darm, dunne darm
B
mond, twaalfvingerige darm, dunne darm
C
maag, alvleesklier, twaalfvingerige darm, dunne darm
D
maag, alvleesklier, dunne darm, dikke darm

Slide 9 - Quiz

De lever maakt gal. Wat is de functie van gal?
A
Gal is een hulpstof voor de vertering van koolhydraten.
B
Gal bevat een enzym voor de vertering van vetten.
C
Gal is een hulpstof voor de vertering van vetten.
D
Gal bevat een enzym voor de vertering van eiwitten.

Slide 10 - Quiz

De darmvlokken zorgen ervoor …
A
dat het voedsel in de darmholte wordt verplaatst.
B
dat de darmwand beschermd wordt tegen scherpe dingen in voedsel.
C
dat het oppervlak van de binnenkant van de darm wordt vergroot.
D
dat er darmsappen worden geproduceerd.

Slide 11 - Quiz

1. Glycerol ontstaat bij vetvertering
2. Bij Koolhydraatvertering ontstaan monosachariden
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
1. waar 2. niet waar
D
1. niet waar 2. waar

Slide 12 - Quiz

Waar gaan opgenomen voedingsstoffen in een darmvlok naar toe?
A
Aminozuren en vetzuren gaan naar de lymfe
B
Vetzuren en vitaminen gaan naar het bloed
C
Vetzuren en monoglyceriden gaan naar de lymfe
D
Aminozuren en disachariden gaan naar het bloed

Slide 13 - Quiz

Bij de ziekte coeliakie beschadigen of verdwijnen de darmvlokken. Leg uit waardoor kinderen met coeliakie minder goed groeien. (2p)

Slide 14 - Open question