Je kunt de groenten in verschillende groepen onderverdel
en. Er zijn 7 groepen:
- Wortel of knolgewassen: wortel of knol van de plant
→ kun je herkennen aan de vorm: rond of langwerpig
→ vers: voelen ze stevig aan. Als ze zacht zijn, zijn ze hol van binnen.
→ meestal gegaard gegeten: koken, stomen of smoren
→ kunnen ook rauw gegeten worden
- Stengelgroenten: eetbare stengels van de plant
→ echte voorjaars- en zomergroenten
→ stevig, en daarom redelijk lang houdbaar
→ gegaard gegeten (naast bleekselderij): koken, stomen of smoren.
- Bladgroenten: bladeren van de plant
→ tere groenten die niet lang houdbaar zijn.
→ Bij wassen en opslaan in een vochtige doek, kun je ze langer bewaren.
→ kun je heel goed rauw eten
- Vruchtgroenten: vruchten van de plant
→ de kleurrijkste soorten onder de groenten
→ van oorsprong uit gebieden met een warm en zonnig klimaat
- Peulvruchten: peulen van de plant
→groenten die in een peul groeien.
→langwerpige gevormde groenten, die je altijd gekookt eet
→ de zaden worden als peulvruchten gegeten.
- Koolsoorten:
→ kent veel verschillende soorten en kan op verschillende manieren gegeten worden: bloemkool en broccoli eet je de bloem en bij witkool en rode kool eet je de bladeren. De meeste kolen zijn echte wintergroenten en worden gegaard gegeten
→ kan ook rauw gegeten worden.
- Uigewassen: uisoorten
→ horen bij de lookfamilie: als kenmerk datr ze een sterke geur verspreiden.
→ goed afdekken in de koelkast. Andere producten kunnen de smaak van de ui in zich trekken.