Grammatica: redekundig (les 9)

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

- Lesdoelen doornemen (2')

- Zelf aan de slag  (20')

   --> Oefentoets amken

   --> Herhaling/verdieping: zie 

          LessonUp (bekijk ook de  

         filmpjes)

- Evaluatie (5')

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ...heb je de basis geoefend: pv, wwg, ond, lv, mv en bwb
  • ...kun je de bijvoeglijke bepaling benoemen
  • ...kun je de bijstelling benoemen
  • ...kun je het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.
  • ...kun je het nwg splitsen in het nw. deel en ww. deel

Slide 3 - Slide

Koppelwerkwoorden 
- Een koppelwerkwoord geeft aan dat het onderwerp iets is.

- Koppelwerkwoorden komen voor in zinnen met een 
   naamwoordelijk gezegde.

- Er zijn 9 koppelwerkwoorden.

Slide 4 - Slide

Koppelwerkwoorden
ZWABBELS 
+hdv

Slide 5 - Slide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 6 - Slide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 7 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1   Zoek het onderwerp van de zin op.
2  Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3  Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?  Nee = wwg.
4  Doet of is het onderwerp iets? Doet = wwg Is = nwg.

Mijn tante is een bekende schrijfster.
Die docent blijft een rare vogel.


Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

  1. Werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
  2. Naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)


Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 

Thomas is een fanatiek wielrenner.
ww. deel = is
nw. deel = een fanatiek wielrenner
nwg = is een fanatiek wielrenner
In een nwg staat NOOIT een lijdend voorwerp!

Slide 10 - Slide

Met zo'n samenvatting schijnt het leren van de toets heel makkelijk te zijn.

Wat is het naamwoordelijk deel van deze zin?
A
schijnt te zijn
B
schijnt heel makkelijk
C
heel makkelijk
D
er is geen naamwoordelijk deel

Slide 11 - Quiz

Friso was gisteren toch wel erg hard gevallen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Benoem het nwg:

Hij blijkt een goede surfer te zijn.
A
blijkt een goede surfer
B
hij blijkt te zijn
C
blijkt een goede surfer te zijn
D
een goede surfer te zijn

Slide 13 - Quiz

Het leukste onderdeel van Nederlands is grammatica!
A
nwg
B
wwg

Slide 14 - Quiz

Zij blijkt onze aanvoerder te worden.
A
onze aanvoerder = naamwoordelijk deel
B
onze aanvoerder = lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Zelf aan de slag!
- Maak de oefentoets

- Ga naar It's Learning en maak de extra opdrachten

- Meer uitleg nodig? Bekijk de instructiefilmpjes in LessonUp.




timer
20:00

Slide 16 - Slide

Evaluatie

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Extra oefeningen
1.  Bekijk de  instructiefilmpjes over het koppelwerkwoord en het nwg.

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:
     - Oefening nwg (1) -> eenvoudig
     - Oefening nwg (2)               
     - Quiz nwg        

3. Af?  Ga verder met de plusopdracht (paars).



Slide 20 - Slide