7.2 De kaasspeciaalzaak

Goedemorgen! 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen! 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhalen H7 paragraaf 1 
  • Behandelen H7 paragraaf 2 
  • Rekentrainers maken
  • zelfstandig werken aan de opdrachten 

Slide 2 - Slide

Wanneer is productie arbeidsintensief?
A
Meer kapitaal dan arbeid
B
Meer leidinggevende dan uitvoerende werknemers
C
Meer uitvoerende dan leidinggevende werknemers
D
Meer arbeid dan kapitaal

Slide 3 - Quiz

Juist of onjuist ?
1. Leraar is een arbeidsintensief vak
2. Een autofabriek is kapitaalintensief
A
1 en 2 allebei juist
B
1 juist 2 onjuist
C
1 onjuist 2 juist
D
1 en 2 allebei onjuist

Slide 4 - Quiz

Om te produceren heb je vier productiefactoren nodig.
Noteer de vier productiefactoren.

Slide 5 - Open question

Hierna staan voorbeelden van productie.

Bij welk voorbeeld gaat het over formele productie?
A
De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon.
B
Een timmerman klust er na werktijd zwart bij.
C
Iemand legt in zijn tuin een nieuw terras aan.
D
Johan smeert boterhammen om mee te nemen naar school

Slide 6 - Quiz

Leg uit wat het verschil is tussen goederen en diensten.

Slide 7 - Open question

7.2 De kaasspeciaalzaak

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
- Je kan benoemen welke productieweg een product aflegt

- Je kan uitleggen hoe de prijs van een product tot stand komt voordat de consument het product kan kopen

Slide 9 - Slide

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle 
bedrijven die na elkaar meewerken 
aan een product.

Slide 10 - Slide

Bedrijfskolom van brood
Wat is de toegevoegde waarde van de broodfabriek?


Slide 11 - Slide

De bedrijfskolom moet je niet verwarren met een bedrijfstak ..


Een bedrijfstak = een groep bedrijven die hetzelfde product of dienst verkopen.

Slide 12 - Slide

Toegevoegde waarde
Formule toegevoegde waarde
Verkoopprijs – inkoopprijs = toegevoegde waarde

of 
Omzet - inkoopkosten = toegevoegde waarde 

Slide 13 - Slide

Toegevoegde waarde 

Slide 14 - Slide

Wat is een bedrijfstak?
A
Een groep bedrijven die hetzelfde doen
B
Een groep bedrijven die aan het zelfde product werkzaam is
C
Een groep bedrijven die van dezelfde producent afnemen
D
Een groep bedrijven die dezelfde groep consumenten bedienen

Slide 15 - Quiz

Murat zegt: 'In een bedrijfstak vervult een groep bedrijven dezelfde rol.'
Mejid zegt: 'Het verschil tussen de verkoopopbrengst en de inkopen noem je de toegevoegde waarde.'

Wie heeft er gelijk?
A
Murat
B
Mejid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 16 - Quiz

In welke volgorde zijn deze bedrijven betrokken
bij de productie van kaas?
A
1-2-3-4
B
2-3-1-4
C
4-3-2-1
D
3-2-1-4

Slide 17 - Quiz

Groothandels zijn een bedrijfstak
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Een bedrijfstak is een groep van verschillende bedrijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Onder detailhandel verstaan wij winkels en supermarkten.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Alle bedrijven die samenwerken aan een product noemen we de
A
productiefactor
B
producenten
C
bedrijfskolom
D
bedrijfsfactor

Slide 21 - Quiz

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 22 - Drag question

Nu maken
Maak op blz. 107 in je boek de rekentrainers van paragraaf 1 en 2.
Ben je klaar?
Maak van H7 paragraaf 2 de opdrachten 4 t/m 8. 

Slide 23 - Slide