Les 3 decor en start signalement

Decor en signalement
Q1
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Decor en signalement
Q1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke formuleren is correct in een pv?
De collega kan de verdachte aanhouden
A
Ik zag dat mijn collega de verdachte had kunnen aanhouden.
B
Ik zag dat mijn collega de verdachte aanhield.
C
Ik zag dat mijn collega de verdachte kon gaan aanhouden.
D
Ik zag dat mijn collega de verdachte kon aanhouden.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welke formuleren is correct in een pv?
De collega mag de getuige een foto laten zien.
A
Ik zag dat mijn collega de getuige een foto zou laten zien.
B
Ik zag dat de getuige een foto te zien kreeg.
C
Ik zag dat mijn collega de getuige een foto mocht laten zien.
D
Ik zag dat mijn collega de getuige een foto voorhield.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke formulering is correct in een pv?
Een man loopt naar de balie, legt een pasje op de balie en loopt het gebouw uit.
A
Ik zag dat een man een pasje op de balie legde en dat hij het gebouw verliet, toen hij naar de balie was gelopen.
B
Ik zag dat een man naar de balie liep, dat hij een pasje op de balie legde, waarna hij het gebouw uit liep.
C
Ik zag dat een man naar de balie liep, dat hij een pasje op de balie legde en dat hij het gebouw uit liep.
D
Ik zag dat een man, toen hij naar de balie was gelopen, een pasje op de balie legde en dat hij het gebouw verliet.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Decor
Herhaling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar gebruik je een vast/kaal decor voor?

Slide 6 - Open question

Voor onbeweegbare objecten
Waar gebruik je een variabel/veranderlijk decor voor?

Slide 7 - Open question

Voor beweegbare objecten
In welke tijd schrijf je het vaste decor?

Slide 8 - Open question

Tegenwoordige tijd
In welke tijd schrijf je het variabele decor?

Slide 9 - Open question

In de onvoltooid verleden tijd
Signalement en goederen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Signalement
  • Van vast naar variabel;
  • Van boven naar beneden;
  • Tegenwoordige tijd
  • Of o.v.t. als gebruik wordt gemaakt van r.v.w.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vaste elementen
  • geslacht;
  • huidskleur;
  • haardracht;
  • postuur (lengte/ gewicht);
  • leeftijd;
  • overige bijzondere kenmerken (gebit).

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Veranderende kenmerken
  • Zoals:
  • kleding onder;
  • kleding boven;
  • schoeisel;
  • sieraden;
  • tatoeages, piercings.
  • Veranderende kenmerken (kleding) in hele zinnen (met redenen van wetenschap).

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
  1. Ik kan de man als volgt omschrijven
  2. Ik omschrijf de man als volgt:
  • blanke huidskleur;
  • blond haar tot op de schouders;
  • slank postuur;
  • ongeveer 30 jaar;
  • litteken op zijn rechterwang.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

(Veranderende) kenmerken
  • Kunnen afwijken van het signalement.
  • Blauwe broek bleek toch groen te zijn?
  • Dan moet dit benoemd worden.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Overig
  • Overige kenmerken:
  • manier van spreken (hoe weet de aangever dat?)
  • houding/gedrag.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vervolg
  • Ik zag dat de man een rode broek aanhad met daaronder opvallend witte gympen.

  • Droeg/ aanhad niet combineren.
  • Aanhad heeft de voorkeur.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions