This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
DOEL
de meervouds -n bij zelfstandig en bijvoeglijk gebruikte verwijzingen naar personen en niet-personen goed gebruiken.
- ik weet wanneer ik een meervouds-n moet gebruiken bij zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 1 - Slide
Neem de zin over! Wel of geen -n? Alle klasgenoten hadden nieuwe kleren gekocht. Sommige(n) hadden een nieuwe spijkerbroek. Enkele(n) daarvan waren donkerblauw, maar de meeste(n) vonden de lichtblauwe het mooist
Slide 2 - Open question
De regel (blz. 204)
Woorden als sommige, enkele, enige etc. schrijf je soms met een -n en soms zonder een -n.
Je schrijft alleen een -n als de zin aan 2 voorwaarden voldoet:
1. Het woord verwijst naar personen.
2. Het woord is zelfstandig gebruikt.
Slide 3 - Slide
Zelfstandig???
Woorden als sommige, enkele, allen etc. kun je bijvoeglijk of zelfstandig gebruiken.
Denk aan het bijvoeglijk naamwoord.
Enkele eethuizen, sommige slangen, alle apothekers etc.
Alle aanwezigen kregen een gratis consumptie van het theater.
Aanwezigen = de aanwezige mensen.
(Allen kregen een gratis consumptie van het theater)
Slide 4 - Slide
Uitzondering
1 groep die bestaat uit telwoorden die altijd met een -n worden geschreven.
Woorden als duizenden, tientallen, honderden, miljoenen.
Slide 5 - Slide
Wel of geen -n? Sommige(n) kregen een extra kerstpakket
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 6 - Quiz
Wel of geen -n?
De vindicatleden hebben een busfeest gehouden, maar sommige(n) hebben niet meegefeest.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 7 - Quiz
Met of zonder -n? Die boeken zijn al erg oud, maar sommige(n) zijn best leuk
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 8 - Quiz
Met of zonder -n? Die boeken zijn best oud, maar sommige(n) lezen die al te graag.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 9 - Quiz
Sommige/ sommigen komen lopend naar school.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 10 - Quiz
Samenvatting
Telwoorden/bijvoeglijke naamwoorden als enkele, sommige, alle etc. schrijf je soms met een -n.
Twee voorwaarden:
1. Het woord verwijst naar personen.
2. Het woord is zelfstandig gebruikt.
Slide 11 - Slide
In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?