What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
26/4 Verwijswoorden
Verwijswoorden
Uitleg
Zelfstandig aan het werk
Afsluiting
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden
Uitleg
Zelfstandig aan het werk
Afsluiting
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Ik kan de verwijswoorden die, deze, dit en dat goed gebruik.
Ik kan de verwijswoorden hun en zij goed gebruiken.
Ik kan verwijswoorden herkennen in een zin en weten waar ze naar verwijzen in een zin/alinea
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Verwijswoorden
Verwijswoorden
:
Verwijswoorden verwijzen naar één of meer woorden in de tekst. Soms zelfs naar een hele zin.
Door een vraag te stellen, kom je weten waar het naar verwijst.
Begin met: wie- wat- waar- welke
Slide 4 - Slide
Antecedent en verwijswoord
De
discotheek
heeft al
haar
sponsors uitgenodigd voor een danceparty.
Antecedent = de discotheek
haar = verwijswoord
Antecedent: personen, dingen, plaatsen, tijdstippen.
(Het woord antecedent hoef je niet te onthouden.)
Slide 5 - Slide
Verwijswoorden
Met een
verwijswoord
kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen we dus aangeven met verwijswoorden.
Hij, ze, zij, het, hem, haar, zijn, hun, wat, deze, die, dat, dit.
Slide 6 - Slide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
he
t
-woorden (onzijdig)
het, zijn
da
t
, di
t
d
e
-woorden (mannelijk)
hij, hem
di
e
, dez
e
d
e
-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
di
e
, dez
e
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 7 - Slide
Verwijswoorden
Zij:
- gebruik je als onderwerp.
Zij hebben een boek gekregen.
Hun:
- direct achter hun staat een bezit.
- als het een meewerkend voorwerp is, dus
aan
hun of
voor
hun.
Het is hun boek.
Ik geef aan hun een boek.
Slide 8 - Slide
Het cadeau...... ik kreeg, vond ik bijzonder.
A
dat
B
die
C
deze
Slide 9 - Quiz
De schoenen ...... je draagt, vind ik mooi.
A
wie
B
deze
C
die
D
dat
Slide 10 - Quiz
Dat is iets.....ik nog nooit gedaan heb.
A
die
B
dat
C
wat
D
welke
Slide 11 - Quiz
Het huis .......wij vroeger woonden, is afgebroken.
A
deze
B
die
C
dat
D
waar
Slide 12 - Quiz
Dit is het boek...... ik gisteren in de bieb heb gevonden.
A
die
B
dat
C
deze
D
wat
Slide 13 - Quiz
EINDE
Slide 14 - Slide
More lessons like this
26/4 Verwijswoorden
December 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
26/4 Verwijswoorden
December 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
26/4 Verwijswoorden
May 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
26/4 Verwijswoorden
May 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
26/4 Verwijswoorden
September 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Verwijswoorden
January 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Verwijswoorden
March 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Verwijswoorden
March 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3