Onbekende woorden ( meer dan lezen) paragraaf 1

Welkom bij Nederlands 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands 

Slide 1 - Slide

Planning 
                                                  -Theorie doornemen woordstrategieën
 -Voorbeelden 
                   -Opdrachten  nakijken 
                   -Opdracht(en) maken  

Slide 2 - Slide

Woordraadstrategieën 
Je leert een paar woordstrategieën 

- een synoniem zoeken 
- een omschrijving zoeken 
- een voorbeeld zoeken 
- een tegenstelling zoeken 

Slide 3 - Slide

Synoniem 



Grootvader is een synoniem voor opa.

Oceaan is een synoniem voor zee

de arbeid is een synoniem voor het werk

blij is een synoniem voor vrolijk

Maatje is een synoniem voor de vriend



Slide 4 - Slide

Bedenk zelf synoniemen
Bedenk een zelf een paar synoniemen.

Bijv: docent - leraar

Slide 5 - Slide

Omschrijving

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 6 - Slide

Een voorbeeld zoeken
  • Ken je de betekenis van een woord niet?


  • Kijk in de tekst of er voorbeelden worden genoemd.


Slide 7 - Slide

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 8 - Slide

Kijk of er in dezelfde zin 
voorbeelden genoemd worden. 
Voorbeelden staan soms tussen haakjes, komma’s of streepjes.


Let op de woorden zoals, 
bijvoorbeeld, een voorbeeld van. 
Na deze woorden worden vaak voorbeelden genoemd.


Na een dubbele punt staan 
soms ook voorbeelden:
Op christelijke feestdagen (Goede Vrijdag, Pasen, Pinksteren, Kerstmis) hoef je niet naar school.



Niemand kan meer zonder sociale media, zoals Snapchat, Instagram en Pinterest.



Ché is gek op winterkost: boerenkool, erwtensoep, zuurkool.

Slide 9 - Slide

Tegenstellingen
Woorden die elkaar tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.

Bijvoorbeeld: boven - onder, hoog - laag, veilig - gevaarlijk. 

In een tekst worden vaak tegenstellingen gebruikt. 

Je kunt een tegenstelling herkennen aan de woorden maar, echter, toch, daarentegen

Slide 10 - Slide

Mijn vriendin Lisa heeft veel goede eigenschappen: ze is vriendelijk, vrolijk en betrouwbaar.

Hoe wordt er in deze zin een voorbeeld aangegeven?
A
Tussen haakjes, komma's of streepjes.
B
Na zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van.
C
Na een dubbele punt.

Slide 11 - Quiz

Tijdens de workshop kun je met verschillende materialen (hout, gips, metaal, glas of kurk) aan de slag gaan.

Hoeveel voorbeelden worden gegeven in deze zin?
A
1
B
4
C
3
D
5

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
  • We kijken opdracht 1 & 2 op blz 10-11
  • Daarna maken we opdracht 3 blz 12
  • Samen nakijken 
  • Klaar?   Lees ik een stukje voor 


Slide 13 - Slide

Einde les

Slide 14 - Slide