Je kunt specifieke informatie in een tekst vinden en begrijpen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Satz der Woche
Schrijf achterin je schrift
Dank je wel!
Danke! Dankeschön! (bekommen)
Alsjeblieft!
Bitte schön!
(geben)
Slide 6 - Slide
Satz der Woche
Schrijf achterin je schrift
Kunt u mij helpen?
Kun jij mij helpen?
Können Sie mir helfen?
Kannst du mir helfen?
Slide 7 - Slide
Ich brauche einen Freiwilligen
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij
u
sein
haben
werden
Slide 8 - Slide
1. Alle leerlingen gaan staan.
2. Eén leerling is de spelleider. De spelleider gaat in het midden van de kring staan. Hij krijgt een zachte bal van de docent.
3. De spelleider zegt welk werkwoord er gebruikt moet worden (haben, sein of werden), en welk persoonlijk voornaamwoord (in het Nederlands).
4. De spelleider gooit nu de bal naar een medeleerling. Die vertaalt het persoonlijk voornaamwoord in het Duits met de juiste werkwoordvorm.
5. Als je het persoonlijk voornaamwoord goed hebt vertaald én je hebt de juiste werkwoordsvorm genoemd, mag je blijven staan. Zo niet, dan ben je af en ga je zitten.
6. De leerling die het langst blijft staan heeft gewonnen. Hij / zij is de nieuwe spelleider.
.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Was macht ihr diese Stunde ?
Lesen
Logo
Hausaufgaben
Slide 11 - Slide
Lesen.
timer
10:00
Slide 12 - Slide
Lernziele
Was lernt ihr diese Stunde?
Je oefent je luister en kijkvaardigheid
Je kunt specifieke informatie in een tekst vinden en begrijpen.