This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
H4.2
Beeld en opmaak
Uitleggend tekstverband
Leespubliek
Slide 1 - Slide
Noem de vier tekstdoelen.
Slide 2 - Open question
Activeren
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Er zitten twee vliegen op het kale hoofd van een oude man. Zegt de ene vlieg: 'Weet je nog dat we hier vroeger verstoppertje speelden?'
Het KNMI waarschuwt voor winterse buien.
Koop deze prachtige BBC-documentaires. Twee dvd's al vanaf E18,95!
Elke school hoort een vrouwelijke directeur te hebben.
Slide 3 - Drag question
Beeld en opmaak
Een ander woord is LAY-OUT.
Doel: De schrijver maakt de tekst aantrekkelijker voor de lezer.
Opmaak:
- verdeling van tekst over bladzijde/ scherm
- lettergrootte en soort letter
- kleurgebruik
Beeld:
- keuze van plaatjes
- functie van plaatje:
* aandacht trekken
* illustratie bij tekst
* voorbeeld bij tekst
* extra info bij tekst
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Hoe heeft de schrijver gelet op beeld en opmaak?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Sleep elk signaalwoord naar het juiste verband.
Opsommend
Tegenstellend
Tijdsvolgorde
Oorzaak-gevolg
Concluderend
samenvattend
vervolgens
omdat
maar
ook
dus
kortom
Slide 9 - Drag question
Theorie (tekstverbanden)
Er komen weer een nieuw tekstverband bij:
- Uitleggend tekstverband:
Er wordt iets met een voorbeeld uitgelegd.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, ter illustratie
Slide 10 - Slide
Welk tekstverband zie je in deze zin? De pandemie is nog niet voorbij, waardoor we nog steeds niet allemaal naar school mogen.
Slide 11 - Open question
Welk tekstverband zie je in deze zin? Er zijn verschillende mogelijkheden om een toets online af te nemen. Zo kun je gebruik maken van Testfox.
Slide 12 - Open question
Welk tekstverband zie je in deze zin? De cijfers dalen nog steeds niet. Het is dus begrijpelijk dat we nog in lockdown zitten.
Slide 13 - Open question
Leespubliek
De schrijver schrijft een tekst voor een
bepaalde groep. Wil je weten wat het
leespubliek is, let dan op:
- soort plaatjes
- bron
- taalgebruik
- onderwerp
- aanspreekvorm (jij/ u)
Slide 14 - Slide
Voor welk leespubliek is de tekst geschreven: Net als bij het ineenstorten van de V&D rijst de vraag wat te doen met onze binnensteden, nu de sociale cohesie afbrokkeld als oude lijm.
A
jongeren
B
volwassenen
C
allebei
Slide 15 - Quiz
Voor welk leespubliek is de tekst geschreven: Op deze school in Gent kun je straks betalen met je hand. Leerlingen hoeven alleen even hun hand te scannen. Speciale techniek herkent de aderen van de handen van iedere leerling.