This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Subjectief is ...
A
feiten
B
meningen
Slide 1 - Quiz
Koppel het tekstdoel aan de tekstsoort
Tekstsoorten
-Betoog
-Leertekst
-Reclametekst
-Recept
-Strip
Amuseren
Activeren
Instrueren
Informeren
Overtuigen
Slide 2 - Drag question
Want
Maar
En
Ook
Of
Als
Daarna
Doordat
Welke signaalwoorden horen niet bij het tekstverband "opsomming"?
Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband "opsomming"?
Slide 3 - Drag question
Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 4 - Quiz
signaalwoorden
Slide 5 - Mind map
Alineaverbanden
Slide 6 - Mind map
Welk signaalwoord hoort bij uitspraak -reden?
A
Zoals
B
Waarmee
C
Want
D
Zodat
Slide 7 - Quiz
Een signaalwoord van uitspraak-opsomming is niet:
A
Daarbij
B
Ook
C
Hoewel
D
Bovendien
Slide 8 - Quiz
Wat is een signaalwoord van middel-doel?
A
dat houdt in
B
waarmee
C
net als
D
bovendien
Slide 9 - Quiz
Maak een zin met een uitspraak-voorwaarde (+signaalwoord)
Slide 10 - Open question
Maak een zin met uitspraak-samenvatting (+signaalwoord).
Slide 11 - Open question
Wat zijn functies van tekstgedeelten?
A
hoofdzaken in de alinea
B
kernzinnen
C
een bepaalde bedoeling van een tekstgedeelte
D
de hoofdgedachte van de tekst
Slide 12 - Quiz
Wat is een nuancering?
Slide 13 - Open question
Wat is een tekststructuur?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 14 - Quiz
Verklaringsstructuur -- inleiding: bepaald verschijnsel -- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden -- slot: ? Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?