* Spreekbeurt: vandaag onderwerp doorgeven en spreekbeurten inplannen
Slide 2 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Les 1: Bespreken lesdoelen
Voorkennis ophalen
Nakijken
Maken opdracht 4 en 5
Nakijken
Les 2:
Uitleg spreekbeurt
Zelfstandig aan de slag
Spreekbeurten inplannen/onderwerp doorgeven
Quiz
Afsluiting
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
Kun je het volgende uitleggen: fictie/non-fictie, realistisch/niet-realistisch, beoordelingswoorden, argumenten, ontstaan spanning, open plek, cliffhanger, hoofdpersonen/bijfiguren, eigenschappen.
Ben je een eind op gang met je spreekbeurt.
Slide 4 - Slide
'Voorkennis' ophalen
Fictie en non-fictie
Realistische en niet-realistische verhalen
Beoordelingswoorden
Argumenten
Ontstaan spanning
Open plek
Cliffhanger
Hoofdpersonen/bijfiguren
Slide 5 - Slide
Fictie en non-fictie
Fictie = een verzonnen verhaal
Non-fictie = een tekst over de werkelijkheid, niet verzonnen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Beoordelingswoorden
Mensen hebben over van alles een mening.
Zo is een verhaal bijvoorbeeld spannend, saai, grappig of zielig.
Een mening is persoonlijk.
Om op een goede manier je mening te kunnen geven, is het handig om beoordelingswoorden te gebruiken.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Onderscheid tussen verhaal en gedrag. Zo is een verhaal bijvoorbeeld oppervlakkig, saai, ontroerend of spannend. Zo kun je het gedrag van een personage herkenbaar vinden of je aan het denken zetten.
Je moet kunnen uitleggen waarom je een bepaald beoordelingswoord hebt gekozen. Die uitleg noem je een reden of een argument.
Slide 10 - Slide
Soorten verhalen
Realistische en niet-realistische verhalen.
Realistische verhalen lijken op gebeurtenissen die in het echt ook kunnen gebeuren.
Niet-realistische verhalen kunnen in het echt niet voorkomen. Bijvoorbeeld: dieren die kunnen praten.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Spanning
Spanning ontstaat wanneer het een schrijver lukt vragen bij de lezer op te roepen. - Dat komt omdat de schrijver iets verzwijgt.
Verhalen worden spannend omdat er een geheim of een raadsel is.
Datgene wat verzwegen wordt in een verhaal, noem je een open plek.
Slide 13 - Slide
Door het 'antwoord' uit te stellen, blijf je doorlezen.
Ook de omgeving heeft een rol in de spanning.
Cliffhanger = het verhaal eindigt op een heel spannend moment.
Slide 14 - Slide
Hoofdpersonen
Hoofdpersonen: - hebben net als echte personen gedachten, gevoelens en meningen. - In een verhaal kom je veel van die gedachten en gevoelens te weten. - Je ontdekt hun karakter. - Aan hun innerlijk besteedt het verhaal veel aandacht.
Slide 15 - Slide
Bijfiguren
Leer je meestal alleen van de buitenkant kennen.
Hebben ook gedachten en gevoelens, maar die kom je vaak niet te weten.
In een boek wordt het uiterlijk meestal wel beschreven, maar voor een groot gedeelte moet je dat er zelf bij bedenken.
Personen in verhalen hebben iets met elkaar te maken. Vaak komen hoofdpersonen/bijfugren met elkaar in conflict.
Slide 16 - Slide
Samen nakijken
Opdracht 1 blz. 154
Slide 17 - Slide
Maken: opdracht 4 en 5 blz. 156
timer
10:00
Hoe? > alleen.
Tijd? > 15 minuten.
Resultaat? > bespreken.
Muziek? > mag.
Klaar? > ga alvast stil de toetsstof doorlezen (zie je mail).
Slide 18 - Slide
Spreekbeurt: waar moet je op letten?
Informatie opzoeken: is de bron betrouwbaar?
Niet letterlijk teksten overnemen
Spreken in je eigen woorden
5 minuten boeiend vertellen
Oogcontact met klas
Inleiding - middenstuk - slot
Vragen kunnen beantwoorden
Slide 19 - Slide
Inleiding
Vertellen waar je spreekbeurt over zal gaan;
Uitleggen waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen;
Je noemt je verschillende deelonderwerpen.
Slide 20 - Slide
Middenstuk
Je onderwerp heeft ongeveer 5 deelonderwerpen (5 hoofdstukken).
Per deelonderwerp moet je uitgebreide informatie geven;
Je mag foto's/voorwerpen gebruiken (meenemen).
Duidelijk aangeven wanneer je met een nieuw onderwerp begint.
Je mag steekwoorden erbij gebruiken.
Slide 21 - Slide
Slot
Korte samenvatting
Je vraagt aan de klas of je misschien nog iets moet verduidelijken of aanvullen.
Slide 22 - Slide
Aan de slag: voorbereiden
Ongeveer 15-20 minuten voorbereiden.
Zelfstandig, in stilte.
Deelonderwerpen bedenken.
Informatie opzoeken.
Bedenken wat voor voorwerp je kunt meenemen. Ik loop langs voor het onderwerp & om de spreekbeurten in te plannen.
Slide 23 - Slide
Hoe ontstaat spanning?
A
Door vragen van de lezer te beantwoorden.
B
Door vragen bij de lezer op te roepen.
Slide 24 - Quiz
Wat is een open plek?
A
een plek waar het verhaal zich bevindt
B
datgene wat verzwegen wordt in een verhaal
C
de hints die de schrijver in een verhaal geeft
Slide 25 - Quiz
Is een verhaal waarin dieren kunnen praten, realistisch of niet-realistisch?
A
Realistisch
B
Niet-realistisch
Slide 26 - Quiz
Is een verzonnen verhaal (fictie) over loverboys realistisch f niet-realistisch?
A
Realistisch
B
Niet-realistisch
Slide 27 - Quiz
Wanneer een verhaal eindigt op een spannend moment, hoe noem je dat dan?
A
Een open plek
B
Een cliffhanger
C
Een gesloten plek.
D
Fictie
Slide 28 - Quiz
Bewering: van bijfiguren kom je meer te weten dan van hoofdpersonen.