4.1 fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

4.1 Fictie

Doelen:

Fictie

Verhaallijnen

De volgende begrippen moeten aan bod komen:

1. Omslag / afbeelding van het boek (schrijver, titel, afbeelding).

2. Schrijver

3. Uitgever en andere titels van de schrijver

4. Plot van het boek (waar gaat het over)

5. Titelverklaring

6. Hoofdpersoon

7. Bijfiguren

8. Tijd (welke periode, flashbacks, spanning, vooruitblikken)

9. Plaats (waar speelt het zich af, omgeving, plek)

10. Mening (in beeld uitdrukken dus)

Aantekeningen Fictie

Fictie:  verzonnen verhalen

      Ze kunnen realistisch zijn, ofwel 'net echt'.               (voorbeeld)

      Of niet-realistisch: Kan in het echt niet gebeuren. (voorbeeld)

               

Non-fictie: alles wat niet verzonnen is. 

Aantekeningen Personages

Hoofdpersoon:  je komt er veel over te weten.

      Wat hij/zij denkt of voelt

      Karaktereigenschappen en wat hij/zij doet

      Hoe hij/zij eruit ziet

      Waar hij/zij woont en met wie. 

             

Bijpersonen: je krijgt veel minder informatie

Aantekeningen Spanning 

Wat zorgt voor spanning in een verhaal? 

• Het verhaal roept spanningsvragen bij je op.
• Het speelt zich af in een spannende omgeving.
• Gebeurtenissen worden uitgesteld.
• Cliffhanger aan eind van een hoofdstuk

               

Aantekeningen Beoordeling

Beoordelen en beoordelingswoorden

• Je geeft je mening
• Je vertelt met beoordelingswoorden waarom je dit vindt.

         

Voorbeelden van beoordelingswoorden:.....................      

Voorbeelden beoordelingswoorden

spannend - saai

grappig - droevig

begrijpelijk - onbegrijpelijk

zet me aan het denken - laat me koud

interessant - oninteressant

herkenbaar - onherkenbaar

griezelig - rustgevend

moeilijk - makkelijk

ontroerend - niet ontroerend

origineel - niet origineel

leerzaam - niet leerzaam

4.1 Verhaallijnen 

Verhaallijn: Is alles wat een personage in een boek van begin tot eind meemaakt. Soms volg je meerdere personages -> meer verhaallijnen.

Tekst 1: Luister maar...

Welke beoordelingswoorden kies jij bij dit fragment? 

4.1 Verhaallijnen 

Tekst 1 en 2 

Opdracht 1 t/m 5

Klaar? 

Omschrijf kort waar het boek over gaat (plot) 

Welke personages kun je noteren?

In welke tijd speelt het verhaal?

Waar speelt het verhaal zich af? (plaats)

4.1 

-Lesdoelen behaald? 

2.1 Tekst 3 

Luistervraag:

Welke beoordelingswoorden kies jij bij dit fragment?

Maak opdracht: 6 t/m 11

Klaar?

Antwoorden goed bekijken

Nakijken