B4a - di 8-09

B4a
Vandaag: Werkwoordspelling

Doelen
- Je kent het verschil tussen tegenwoordige tijd, verleden tijd of voltooid deelwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

B4a
Vandaag: Werkwoordspelling

Doelen
- Je kent het verschil tussen tegenwoordige tijd, verleden tijd of voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

TT = tegenwoordige tijd
Gebeurt nu

IK-VORM = Ik loop
IK-VORM+T = Hij loopt
WIJ- VORM = WIj lopen

Slide 2 - Slide

VT = Verleden tijd
Is in het verleden gebeurd.
Goed luisteren: 
Zwemmen wordt zwommen, lopen wordt liepen
Roken wordt rookten, rennen wordt renden
Soms dubbele letters:
Branden (tt)  wordt brandden (vt)
Opleiden (tt) wordt opleidden (vt)

Slide 3 - Slide

VD = voltooid deelwoord
Staat vaak achteraan in de zin. Met ge, be, ver, her, ont
Maak 'm langer (e erachter!) dan hoor je een -t of een -d.
Goed luisteren: 
rennen > gerende >> Hij heeft gerend
roken > gerookte >> Hij heeft gerookt
zwemmen > gezwommen >> Hij heeft gezwommen

Slide 4 - Slide

Hij IS naar school geweest.
A
TT
B
VT

Slide 5 - Quiz

Hij HIELD het stuur goed vast.
A
TT
B
VT

Slide 6 - Quiz

Hij HEEFT een gat gegraven.
A
TT
B
VT

Slide 7 - Quiz

Hij heeft een gat GEGRAVEN.
A
TT
B
VT
C
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Hij ZWOM 's nachts stiekem in het zwembad.
A
TT
B
VT
C
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Het meisje heeft een Rolex voor haar vriendje GEKOCHT.
A
TT
B
VT
C
Voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Aan 't werk!
We werken 25 minuten.
- Maak 6.3 opdracht 6 (TT, VT en voltooid deelwoord door elkaar)
- Maak de extra opdrachten van 6.3 (begin bij opdracht 3! werk gewoon door tot de tijd voorbij is)
KLAAR?
- Oortjes in en iets voor jezelf.
- We lezen samen in Verdacht
timer
25:00

Slide 12 - Slide