Examenvoorbereiding 2F lezen/luisteren

EXAMENS NEDERLANDS
  • LEZEN & LUISTEREN - 12 FEBRUARI - DALTONLAAN  
  • SCHRIJVEN - 26 MAART - DALTONLAAN
  • SPREKEN  - IN DE WEEK VAN 19 MEI - OP SCHOOL
  • GESPREKKEN VOEREN - IN DE WEEK VAN 19 MEI - OP SCHOOL

(DIT KUN JE ALLEMAAL TERUGVINDEN OP CANVAS)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

EXAMENS NEDERLANDS
  • LEZEN & LUISTEREN - 12 FEBRUARI - DALTONLAAN  
  • SCHRIJVEN - 26 MAART - DALTONLAAN
  • SPREKEN  - IN DE WEEK VAN 19 MEI - OP SCHOOL
  • GESPREKKEN VOEREN - IN DE WEEK VAN 19 MEI - OP SCHOOL

(DIT KUN JE ALLEMAAL TERUGVINDEN OP CANVAS)

Slide 1 - Slide

EXAMEN LEZEN & LUISTEREN
  • Twee weken van tevoren een uitnodiging per e-mail van het examenbureau.
  • 90 minuten 
  • Teksten lezen + vragen beantwoorden (deel 1)
  • Fragmenten luisteren +  vragen beantwoorden (deel 2)
  • +/- 50 vragen 
  • Cijfer telt voor 50% mee

Slide 2 - Slide

EXAMEN LEZEN & LUISTEREN
  • Digitaal examen (op de computer)
  • Vooral meerkeuzevragen
  • Als je een antwoord kiest, krijgt het rondje een zwarte stip.
  • TIP bij meerkeuzevragen - streep voor jezelf de antwoorden die het sowieso niet zijn weg. Dan blijven er vaak twee antwoorden over. De antwoorden zijn beide niet fout, maar het ene antwoord is completer. Dat antwoord kies je.

Slide 3 - Slide

HOE PAK JE HET AAN?
  1. Lees titel, tussenkopjes, inleiding en slot, bekijk de afbeeldingen bij de tekst.
  2. Lees de vraag heel nauwkeurig.
  3. Zoek de informatie op die je nodig hebt.
  4. Kies daarna het best passende antwoord.

Slide 4 - Slide

Hoe kun je oefenen voor dit examen?
  • Teksten lezen en opdrachten maken in GPS
  • Oefenen in FACET - openbare website met oefexamens.
  • https://mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/oefenen/examens/Nederlandse%20taal%202F

Slide 5 - Slide

Welke theorie komt aan bod in het examen?
  • Tekstsoorten
  • Onderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Tekstverbanden/Alineaverbanden - signaalwoorden 
  • Tekstindeling (Inleiding - Kern - Slot)

Slide 6 - Slide

Tekstdoelen

Slide 7 - Slide

Dit zijn de vijf tekstdoelen
  1. Informeren
  2. Instrueren
  3. Overtuigen
  4. Overhalen / activeren
  5. Amuseren

Slide 8 - Slide

Feiten
Gebeurtenissen
Objectief
  • Nieuwsbericht
  • Schoolboek

Slide 9 - Slide

Doe-woorden
Uitleg hoe het moet
  • Recept
  • Gebruiksaanwijzing
  • Opdracht schoolboek

Slide 10 - Slide

Mening + de lezer moet dezelfde mening gaan krijgen.
Nadruk op de argumenten (waarom die mening)
  • Klachtenbrief
  • Betoog
  • Recensie
Betogen

Slide 11 - Slide

Mening + de lezer moet dezelfde mening gaan krijgen en iets gaan DOEN.
  • Een advertentie van een politieke partij.
  • Een folder van een supermarkt.

Slide 12 - Slide

timer
0:30

Slide 13 - Slide

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 14 - Quiz

timer
0:30

Slide 15 - Slide

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 16 - Quiz

timer
0:30

Slide 17 - Slide

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 18 - Quiz

timer
0:30

Slide 19 - Slide

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 20 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
timer
0:30

Slide 21 - Slide

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?

Slide 23 - Mind map

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 24 - Quiz

Aan het einde van een tekst staat: dus we gaan nooit meer met de auto op vakantie.

Welke manier van afsluiten heeft de schrijver hier gebruikt?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Aanbeveling
D
Oplossing

Slide 25 - Quiz

Aan het einde van een tekst staat: dus we gaan nooit meer met de auto op vakantie.

Welke manier van afsluiten heeft de schrijver hier gebruikt?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Aanbeveling
D
Oplossing

Slide 26 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 27 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Als jij mijn tas inpakt, koop ik onderweg iets lekkers voor je.
A
Volgorde van tijd
B
Opsomming
C
Voorwaarde
D
Voorbeeld

Slide 28 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

We begonnen met tien mensen, toen melden zich er nog eens tien. Nu is ons lokaal te klein.
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Volgorde van tijd

Slide 29 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 30 - Quiz