Taalverzorging H1 werkwoordspelling - pvtt

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij bediend
2. hij bedient

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij zwaait
2. hij zwaaid

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij vindt
2. hij vind

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij onthoud
2. hij onthoudt

(onthouden) ... je dat tot morgen?

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthield
4. onthouden

Ik ......(geven) het terug.

1. geef
2. geeft
3. gaf

De vliegtuigen ....... op tijd.

1. land
2. lande
3. landen
4. landden

Zij ______________ (melden)

1. meldt
2. meld

Dat (gebeuren)beslist niet!

1. gebeurt
2. gebeurd

Ik (bereiden) het eten voor.

1. bereid
2. bereidt

De leraar (vinden) dat jij goed gewerkt hebt.

1. vind
2. vindt

(worden) je broer morgen al 18 jaar?

1. word
2. wordt