Quiz Verkooptechnieken

1 / 36
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat hoort niet bij de basisregels van Verkoop?
A
Goed luisteren
B
Alledaags taalgebruik
C
Formuleer zinnen in correct Nederlands
D
Praat zelf veel

Slide 2 - Quiz

Wat wordt bedoeld met `pas jouw verhaal aan'?
A
Pas het aan zoals het jou het best uitkomt
B
Maak het op maat voor de ander
C
Breng geen variatie aan
D
Ga niet mee met je gesprekspartner

Slide 3 - Quiz

Wat is de afkorting van de techniek waarbij je luistert, samenvat en doorvraagt?
A
DSL
B
LDS
C
LSD
D
SDL

Slide 4 - Quiz

Wie of wat kun je beter thuislaten
A
ANNA
B
NIVEA
C
OPA
D
OMA

Slide 5 - Quiz

De letters OEN staan voor?
A
Oud En Nieuw
B
Open, Eerlijk, Nieuwsgierig
C
Open , Enthousiast, Nadenkend
D
Oud En Nieuwsgierig

Slide 6 - Quiz

Wat is geen Ezelsbruggetje als verkooptechniek
A
DUN
B
OEN
C
DIK
D
ANNA

Slide 7 - Quiz

Welke techniek geeft aan dat je nooit ergens zo maar vanuit kunt gaan en moet navragen?
A
OEN
B
NIVEA
C
ANNA
D
DIK

Slide 8 - Quiz

Als je zakelijk vriendjes probeert te worden ben je aan het....
A
Normaliseren
B
Agenderen
C
Socialiseren
D
Applaudisseren

Slide 9 - Quiz

Iemand die eerst goed nadenkt voor hij/zij iets zegt is:
A
Rationeel
B
Emotioneel
C
Introvert
D
Extravert

Slide 10 - Quiz

Iemand die extravert is, is:
A
Gesloten
B
Open
C
Teruggetrokken
D
Naar binnen gekeerd

Slide 11 - Quiz

Wat doe je als je in een gesprek gaat domineren?
A
Meeveren
B
Overrompelen
C
Ombuigen in een voordeel
D
Preken

Slide 12 - Quiz

Wat voor vraag stel je als je alleen maar ja of nee wilt horen?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Suggestieve vraag
D
Trechtervraag

Slide 13 - Quiz

Wat is geen open vraag?
A
Wat wil je eten?
B
Wil je cola of water?
C
Wat vind je ervan?
D
Hoe kijk jij er tegenaan?

Slide 14 - Quiz

Vind jij dat ook zo'n vervelende man? Is een....
A
Suggestieve vraag
B
Trechtervraag
C
Retorische vraag
D
Open vraag

Slide 15 - Quiz

Wat doe je als je een retorische vraag stelt?
A
Je geeft suggesties
B
Je verwerkt je eigen mening in de zin
C
Je stelt een vraag waarop je het antwoord al weet
D
Je vraagt door

Slide 16 - Quiz

Dus u geeft aan in Nederland te willen blijven, weet u al naar welke provincie? Is een ....
A
Keuzevraag
B
Suggestieve vraag
C
Retorische vraag
D
Trechtervraag

Slide 17 - Quiz

Wanneer is het goed om suggestieve vragen te stellen?
A
Als iemand niet goed weet wat hij/zij wil
B
Als iemand precies weet wat hij/zij wil
C
Om iemand aan het twijfelen te brengen

Slide 18 - Quiz

Wat is non-verbale communicatie?
A
Schreeuwen
B
Fluisteren
C
Roepen
D
Knipogen

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je de Kop-dicht-techniek?
A
Om iemand aan het praten te krijgen
B
Om iemand die veel praat de mond te snoeren

Slide 20 - Quiz

Als je iemand adviseert met de trein te gaan in plaats van met het vliegtuig i.v.m. duurzaamheid, dan gebruik je een
A
Moreel Argument
B
Emotioneel Argument
C
Empirisch Argument
D
Vergelijkingsargument

Slide 21 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een feit als argument?
A
De gemiddelde temperatuur in juli is er 25 graden
B
Die plaats heeft een hele mooie kust
C
Ik krijg echt warme gevoelens als ik aan die vakantie denk
D
Topkok Jonnie Boer raadt het restaurant aan dus het is vast goed

Slide 22 - Quiz

Wat is geen direct doel van een informatief gesprek:
A
Informatie krijgen
B
Iets verkopen
C
Meningen en gedachten uitwisselen
D
Een vertrouwensrelatie opbouwen

Slide 23 - Quiz

Wat moet een startvraag niet zijn?
A
Kort
B
Duidelijk
C
Bondig
D
Uitgebreid

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste volgorde bij een uitgebreid verkoopgesprek?
A
Begroeten - inventariseren - samenvatten - adviseren - verkopen
B
Begroeten - adviseren - samenvatten - inventariseren - verkopen
C
Begroeten - inventariseren - adviseren - verkopen - samenvatten
D
Verkopen - inventariseren - samenvatten - adviseren - begroeten

Slide 25 - Quiz

Op welke manier krijg je een duidelijk overzicht van de wensen van de klant?
A
Door te improviseren
B
Door te begroeten
C
Door samen te vatten
D
Door te inventariseren

Slide 26 - Quiz

Wat moet je niet doen als je informatie verstrekt:
A
Pluspunten benadrukken
B
Heel veel info geven
C
De wensen van de klant benadrukken
D
Structuur aanhouden

Slide 27 - Quiz

Wat is upselling
A
Een extra product verkopen
B
Een duurder of uitgebreider product verkopen

Slide 28 - Quiz

Wat is cross-selling?
A
Een aanvullend product verkopen
B
Een tegenovergesteld product verkopen

Slide 29 - Quiz

Ik geef nog even de verschillende punten weer... is een
A
Samenvattingstechniek
B
Vraagtechniek
C
Keuzetechniek
D
Aannametechniek

Slide 30 - Quiz

Dus uw budget is niet zo groot?
Is een ...
A
Samenvattingstechniek
B
Vraagtechniek
C
Keuzetechniek
D
Aannametechniek

Slide 31 - Quiz

Wilt u liever met de trein of met het vliegtuig?... is een
A
Samenvattingstechniek
B
Vraagtechniek
C
Keuzetechniek
D
Aannametechniek

Slide 32 - Quiz

Wat vind u van deze pakketreis?
Is een
A
Samenvattingstechniek
B
Vraagtechniek
C
Keuzetechniek
D
Aannametechniek

Slide 33 - Quiz

Wat is geen negatief verkoopsignaal?
A
Nee schudden
B
Oogcontact vermijden
C
Omlaag kijken
D
Omhoog kijken

Slide 34 - Quiz

Wat doe je niet als je een klacht krijgt?
A
Vragen wat er gebeurd is
B
Vragen hoe gast denkt het samen op te lossen
C
Zeggen dat het wel meevalt
D
Begrip tonen

Slide 35 - Quiz

Einde

Slide 36 - Slide