4: tekstdoelen en tekstsoorten les 2

Start tekstdoelen
Ik ken de vijf tekstdoelen 
Ik kan voorbeelden geven bij een bepaald tekstdoel.
Herhaling tekstdoelen
Nederlands
Individueel: blz. 28 opdr. 5 en opdr. 7
Klaar? Nakijken met nakijkboekjes
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Start tekstdoelen
Ik ken de vijf tekstdoelen 
Ik kan voorbeelden geven bij een bepaald tekstdoel.
Herhaling tekstdoelen
Nederlands
Individueel: blz. 28 opdr. 5 en opdr. 7
Klaar? Nakijken met nakijkboekjes
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Woord van de week

1. betekenis
2. zin maken

Slide 2 - Slide

cliché:
afgezaagde uitdrukking die iedereen wel kent 

vb: dat de appel niet ver van de boom valt, is een cliché 
Wat is het tekstdoel?
A
Voor wie de tekst bedoeld is.
B
Dat ik -u- en -jij- gebruik in mijn tekst.
C
Dat wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.
D
Waar de tekst vandaan komt.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel?

A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
aansporen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen tekstdoel?
A
Instructies geven
B
Bekritiseren
C
Amuseren

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN tekstdoel?
A
Informeren
B
Onderwijzen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
B
De schrijver wil informatie geven (informeren)
C
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waarom een tekstdoel?
Een schrijver schrijft nooit zomaar iets. Hij wil iets bereiken.

Dus kiest hij een doel. Hij vraagt zich af: wat wil ik met mijn tekst bereiken?
Het is handig voor jou om te bedenken wat het doel van de schrijver is, zodat je het makkelijker kunt lezen. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Nieuw Nederlands
blz. 24 opdr. 3 blz. 25 opdr. 4 blz. 25 opdr. 7

Klaar? Nakijken met nakijkboekjes
Daarna iets voor jezelf
timer
15:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hebben we alle doelen behaald?

Ik ken de vijf tekstdoelen 
Ik kan voorbeelden geven bij een bepaald tekstdoel.

Wat is nog moeilijk?
Wat gaat al goed?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Volgende week
Verder met tekstdoelen.

Zorg dat je donderdag je leesboek bij je hebt!! 
We hebben dan voor het eerst leesuur.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions