H 26 3t Aan elkaar of los?

Woorden aan elkaar of los schrijven?
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Woorden aan elkaar of los schrijven?

Slide 1 - Slide

Verkennen
Maak opdracht 1 en 2 in je schrift.


Slide 2 - Slide

Antwoorden oefening 1
Oefening 1:
groenezeepfabrikant: fabriek die groene zeep maakt
groene zeepfabrikant: fabrikant die de zeep biologisch maakt of groen van kleur is.
bredeschoolgebouw: school waarin in één gebouw meerdere maatschappelijke organisaties zitten: school, bibliotheek, kinderopvang. 
brede schoolgebouw: een heel brede school (zo is de school gebouwd). 

Slide 3 - Slide

Antwoorden oefening 2
1. heteluchtballon
2. zwartboek
3. langebaanschaatser
4. halfvolle melk
5. te veel (een te groot aantal - teveel is meer dan nodig/gewenst). 

Slide 4 - Slide

Aan elkaar of los schrijven
In de Nederlandse taal schrijven we twee of meer woorden aan elkaar als die één begrip vormen. 

Als je hier niet goed over nadenkt, kunnen er rare woordspelingen ontstaan. Kijk maar eens mee!

Slide 5 - Slide

Dames hakken of dameshakken ?

Slide 6 - Slide

Een actieve paus of niet? 

Slide 7 - Slide

Wegwerkzaamheden of weg werkzaamheden? 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Duidelijk?
Volgens mij hoeven we niets meer uit te leggen!
Toch volgen hier nog even de regels op een rij. 

Slide 11 - Slide

Regels aan elkaar of los
Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel:
Dit zijn scheidbare werkwoorden en kun je los schrijven. 
Vb. Ik heb mijn kamer opgeruimd. 
Vb. Ik ga mijn kamer opruimen. 
Vb. Ik ruim mijn kamer op. 

Slide 12 - Slide

Regels aan elkaar of los
Samengestelde zelfstandig naamwoorden:
Deze schrijven we aan elkaar. 

Vb. kassabon, schoonmaakdoekjes, langeafstandsloper. 

Slide 13 - Slide

Regels aan elkaar of los
Samengestelde aardrijkskundige namen:
Deze schrijven we aan elkaar met een koppelteken ( - ). 

Vb. Zuid-Holland, Noord-Groningen, Zuid-Afrikaans 

Slide 14 - Slide

Regels aan elkaar of los
Getallen tot en met het woord duizend:
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. tweeduizend, tweeëndertigduizend, achtenveertighonderd,
Vb. vierduizend achthonderd 

Slide 15 - Slide

Regels aan elkaar of los
Voorzetsels met woorden als er- daar- hier- waar-
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. hiermee, ermee, daarmee, waarmee, erdoor, hierdoor, erdoor, daardoor, waardoor

Slide 16 - Slide

Regels aan elkaar of los
Twee voorzetsels die achter elkaar staan
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. achteruit, bovenop, onderaan, achterin, tussendoor

Slide 17 - Slide

Let op
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je natuurlijk nooit aan het zelfstandig naamwoord.

Kijk dus goed wanneer een woord bijvoeglijk in zijn betekenis is. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Huiswerk
Maken H. 26: (blz. 56-57) 4, 7, 8, 9, 13
Bekijk het filmpje in deze Lesson Up les. 
Maken opdrachten in deze les. 

Oefenen opdrachten in cambiumned
https://www.cambiumned.nl/spelling/aan-elkaar-of-los/

Slide 20 - Slide

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 21 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 22 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Babybed
B
Baby bed

Slide 23 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 24 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep

Slide 25 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Operatiekamer
B
Operatie kamer
C
Operatie-kamer

Slide 26 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven

Slide 27 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Politie auto
B
Politieauto

Slide 28 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel

Slide 29 - Quiz

Aan elkaar of los?

Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt

Slide 30 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 31 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 32 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 33 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Babybed
B
Baby bed

Slide 34 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 35 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep

Slide 36 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Operatiekamer
B
Operatie kamer
C
Operatie-kamer

Slide 37 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven

Slide 38 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Politie auto
B
Politieauto

Slide 39 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel

Slide 40 - Quiz

Aan elkaar of los?

Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt

Slide 41 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 42 - Quiz